Ary
Langbroek is al dertig jaar de stuwende kracht van het kinder- en jeugdboekenfonds
(later ook met Jacques Dohmen en met Nelleke Berns voor Vlaanderen) en sinds
1979 ook directeur van Querido. Van de vijiftig voor Dutch Oranges
uitverkoren kunstenaars zijn er achttien die hij persoonlijk heeft ontdekt
en gecoacht en van wie werk bij Querido wordt uitgegeven. "Er zijn trouwens
hooguit een stuk of acht uit de lijst die nooit voor Querido hebben gewerkt,"
zergt hij glimlachend.
"De selectie voor de tentoonstelling is gemaakt door
een uiterst objectieve commissie, met onder meer kinderboekenspecialiste Truusje
Vrooland en recensent Jan Smeekens. Geen politieke keuzes dus. Querido is
nu eenmaal de belangrijkste uitgever van prentenboeken. Vandaar. Dat er geen
Vlaamse illustratoren die bij Nederlandse uitgeverijen zitten werden geselecteerd
is dan weer jammer. Op Giganti fiamminghi was Gerda Dendooven, een
van mijn grote favorieten, ook alleen met haar 'Vlaamse' en minder recente
werk te zien. Zo gaat dat."
Langbroek volgde in een ver verleden de opleiding Boekverzorging/Illustratie
aan de Academie voor Kunst en Industrie van Enschede. Daarna kreeg hij een
beurs voor een jaar grafische opleiding aan het Antwerpse Nationaal Koninklijk
Instituut voor Schone Kunsten. "Dat was in die ijskoude winter van 1962-'63.
Het vroor dagenlang twintig graden en bij het Leger des Heils kon ik terecht
voor steeds maar meer warme truien. Ik woonde toen in de nog onvervalste Vlaaikensgang,
met een plee op de binnenplaats."
Querido zocht een typograaf en Ary Langbroek kreeg de baan
- 36 jaar geleden alweer. "Prachtig was dat: het binnenwerk van boeken
verzorgen, de omslagen regelen, de contacten met drukkers. Tine van Buul was
toen nog directeur. Op den duur ga je dan toch ook mee lezen, commentaar geven
en mee praten over teksten. Dat is onvermijdelijk. Maar die bijzondere belangstelling
voor de vormgeving is er tot vandaag altijd gebleven. Ik kan me nauwelijks
voorstellen dat uitgevers die niet hebben. Mooi werk wil je toch ook mooi
verpakken?"
Toen Langbroek in het boekenvak stapte waren oorspronkelijk
Nederlandstalige prentenboeken een zeldzaamheid. Vanwege de enorm hoge kosten
waren die ook alleen maar in grote coproducties mogelijk. Tom Tippelaar
van Jan Marinus Verburg werd het eerste experiment: een opvallend getekend
verhaal, dat ook buitenlandse uitgevers op de beurs in Bologna "maar
een raar soort boek" vonden. Annie M.G.Schmidt herschreef de tekst en
dankzij een ingenieuze financiële constructie kwam het er.
"En dan kwam Pluk van de Petteflet van Annie Schmidt.
Dat wilden we maken, dat moesten we doen. Om de prijs in de hand te houden
zetten we voor de eerste druk zestig procent van de illustraties van Fiep
Westendorp in kleur. De overige veertig procent was in zwart-wit, maar die
schoven we slim tussen de tekst zodat je het haast niet merkte."
Langbroek heeft tijdens zijn lange carrière
heel wat illustratoren aan het werk gezet. Voor de omslagillustraties van
de bekende Salamanderreeks schakelde hij veel Nederlandse figuratieve kunstenaars
in, die later ook als prentenboekenmakers aan de slag gingen. Max Velthuys,
bijvoorbeeld, onsterfelijk geworden met zijn aandoenlijke Kikker-verhalen,
en Peter van Poppel, die prachtige omslagen maakte voor onder meer Mosje
en Reizele van Karlijn Stoffels, voor Bart Moeyaerts Blote handen
en die ook voor Averbode het omslag van Ed Francks Medea-bewerking
tekende.
"Het
zingt zich natuurlijk ook rond, dat je als uitgever geïnteresseerd bent
in grafisch werk. The Tjong Khing stuurde veel volk naar me door. Mensen meldden
zich aan met hun mappen. De eerste stripjes voor Lena Lena van Harriët
van Reek kreeg ik met de post. Prachtig was dat! Heel bijzonder ook. Later
maakte ze ook tekst en tekeningen van Henkelman, ons Henkelmannetje.
Marianne Sligting werd geïntroduceerd door Joep Bertrams, ook al een
schitterende omslagmaker. Beetje een rare wildebras overigens, die Marianne
Sligting. Ze maakt dingen die net tegen de grens aan zitten van wat kinderen
aankunnen (zoals het indertijd omstreden Waaien, hard waaien en
van Lieve, lieve opa's, een verhaal van Alfred Kossmann, AL). Maar
ik vond het zo bijzonder dat ik het toch wou doen. Auteurs stellen ook weleens
zelf een illustrator voor. Rindert Kromhout deed dat ooit met Sylvia Weve
voor een van zijn boeken. Vaak ga ik op zoek in mijn 'depot' naar die artisticiteit,
of dat soort geestigheid en slimheid die bij een bepaalde tekst thuishoren.
En daarbij moet je er ook op toezien dat het allemaal een beetje toegankelijk
blijft. Een zeker graad van realisme moet er zijn, ook al voel je dat weleens
als een handicap."
Elfjes, kabouters en kobolden zijn niet aan Ary Langbroek
besteed. Te braaf vaak, of zoals hij het zelf noemt, te 'soft'. "Al wat
clichématig is, goedkoop, banaal, voor de hand loggend en 'verantwoord'.
Dat noem ik soft. En dat hoef ik niet. Neem nu Marit Törnqvist. Op het
eerste gezicht ziet wat ze maakt, boeken als Klein verhaal over liefde,
Jij bent de liefste en Helden op sokken, er zacht en lief uit.
Maar als je goed kijkt merk je hoe geestig en mooi en gedurfd tegelijk ze
het doet."
Of al dat experimentele werk nog wel verteerbaar blijft
voor kinderen? "Ik heb nooit de bedoeling gehad om experimenteel te gaan
doen. Wel om kwaliteit te zoeken en te vinden. Je moet je als uitgever onderscheiden
met wat je uitgeeft. Er verschijnt al te veel! Literaire kwaliteit gekoppeld
aan grafische. Als je dat niet hebt hoef je het niet uit te geven. Kinderen
moeten ook leren, bijleren. Ook hun smaak ontwikkelt zich. Dat kun je alleen
maar bereiken door vol te houden, niet toe te geven. Het benieuwt me altijd
weer wat ik in Bologna te zien zal krijgen. Soms zit het wel eens over de
rand en ligt het voor kinderen echt te ver weg. De beurs in Bologna is een
ideaal trefpunt. De Duitse Rotraut Suzanne Berner en Wolf Erlbruch, Sara Fanelli,
ook al zulke schitterende illustratoren, die ontdek je daar. Veel verkopen
doe je niet met die boeken, maar als er al een paar duizend kinderen voor
te vinden zijn, dan vind ik dat zeer de moeite waard."
Ary
Langbroek houdt van tekenaars en kunstenaars met een eigen 'handschrift'.
"Je hebt mensen die wat zitten te pietepeuteren en je hebt er met een
handschrift. Als ik de lijst van de geëxposeerde illustratoren bekijk,
vind ik er nogal wat van de tweede soort. Harrie Geelen, die rare fauvist
met een geweldig eigen talent; Annemie en Margriet Heymans, die hebben we
omarmd toen ze bij Querido arriveerden. Die maken prachtige schilderijtjes
en tekeningen, heel eigenwijs ook (De prinses van de moestuin). En
Wim Hofman dan. Ik herken zijn werk van tien meter afstand. Hofman is een
typische Querido-tekenaar en -auteur, helemaal waar wij voor staan. Merkwaardig
genoeg heeft hij geen epigonen. Jan Jutte (Opstaan!) heeft ook al zo'n
bijzonder handschrift. Beertje Pippeloentje tekende hij voor ons. Een
waanzinnig talent is Joke van Leeuwen. Zoals die woord en beeld beheerst!"
En Mance Post! En Geerten ten Bosch! En Jan Jutte! En al die anderen! - de
bevlogen Langbroek zingt van allen de lof.
Uitgeverij
Van Goor is bescheidener aanwezig op Dutch Oranges, met drie overigens
voortreffelijke illustratoren. Tom Eyzenbach maakte de fascinerende prenten
voor Oef woef-waf af, Philip Hopman tekende het prachtige Iedereen
min één en Yvonne Kroese Poes & Bello naar de
stad. Uitgeefster Henny Bodenkamp houdt al evenmin van wollige tekeningen.
"De lijnvoering moet helder zijn," zegt ze. "Illustraties
mogen niet op een valse manier arty zijn. Tekeningen moeten leven,
iets aan de tekst toevoegen en een soort echt, welgemeend handschrift hebben.
Ze mogen niet over de hoofden van de kinderen heen gaan, en zeker geen trappenhuis
in een ivoren toren zijn. Wat niet wil zeggen dat je als kijker of lezer niet
een beetje moeite mag doen om een en ander een plaats in je hoofd te geven.
Een kijkdrempeltje hier en daar is helemaal niet erg, en misschien wel broodnodig.
Illustraties moeten de lezer het gevoel geven even helemaal weg te zijn uit
het gedoe van alledag."