Expositie over het Vlaamse kinderboek in de twintigste eeuw

Met grote passen achterophinkend

In het kleine Literaire Museum in Hasselt loop een bescheiden maar interessante tentoonstelling over het Vlaamse kinderboek, We komen van ver maar wel met grote passen. Een beknopt overzicht van een eeuw jeugdliteratuur, van De Witte tot Blinker. Van Dina Demer's meisjesboeken tot de leeftijdloze werken van Anne Provoost.

Hendrik ConscienceDe geschiedenis van het Vlaamse kinderboek begint al voor 1900, maar de tentoonstellingsmakers hebben zich beperkt tot de afgelopen eeuw. Voordien waren er nogal wat 'stigtende verhaelen' op de markt, gecensureerde bewerkingen van Reynaert de Vos of De vier heemskinderen en vertalingen van de fabels van Lafontaine. In het midden van de negentiende eeuw schrijft Hendrik Conscience zijn enige kinderboek, De grootmoeder, en aan het eind van de eeuw verschijnt Verhalen voor kinderen van Virginie Loveling. Schrijvers voor kinderen zijn in die tijd nog opvoeders. Vlijt, eerlijkheid, eerbied en gehoorzaamheid zijn de belangrijkste deugden die moeten worden bijgebracht. Aan het eind van de eeuw woedt er een hevige strijd tussen liberale en katholieke auteurs, en een aantal schrijvers voert een ware campagne voor de kerk, ook in de kinderliteratuur. De katholieke leer wordt er met grote stelligheid opnieuw opgedrongen.
   In 1910 verscheen bij de toen pas opgerichte uitgeverij van jeugdboeken Opdebeek het succesrijke Jan zonder Vrees van Constant de Kinder. Het boek had enkele kenmerken die lange tijd garant stonden voor steeds nieuwe herdrukken: het is Vlaams, avontuurlijk en humoristisch. In dezelfde periode kwamen de meisjesboeken van Dina Demers op de markt. Deze pionier in het genre schreef niet onaardige boeken, waarin meisjes verscheurd zijn door de keuze tussen een diploma en een huwelijk. Demers heeft een voorkeur voor het burgerlijke gezin, maar is voor haar tijd ruimdenkend. Ze laat voorzichtig wat progressieve en emanciperende ideeën toe. Rond dezelfde periode verrees de A.Hans Kinderbibliotheek. Abraham Hans was uitgever, journalist, schrijver en sympathisant van de Vlaamse beweging. De boekjes uit de Kinderbibliotheek werden per abonnement verkocht, en in een tijd waarin weinig andere kinderboeken verschenen, gretig verslonden. Ook hier verhalen over het Vlaamse kinderleven, thema's ontleend aan sprookjes of historische vertellingen. Een meer geïnspireerde grondlegger van de Vlaamse kinderliteratuur was Jan Peeters, een man die kinderpoëzie schreef. Kinderlust (1923) werd geïllustreerd door Floris Jespers en is puur taalspel met ritme en klank voor kleine kinderen. En niet te vergeten: De Witte, het schot in de roos van Ernest Claes, een kwajongensverhaal zoals de jonge Vlaming ze graag las.
De tovenaar van Oz   Het duurt een hele tijd voor in Vlaanderen iets revolutionairs gebeurt op het vlak van de kinderliteratuur. De Limburgse priester Lod.Lavki houdt zich in het interbellum bezig met de katholiek geïnspireerde zevendelige reeks 'Uit het leven van een rakker', terwijl in het buitenland de eerste verhalen van Winnie de Poeh verschijnen. En twintig jaar eerder schreef Beatrix Potter de onsterfelijke lotgevallen van Pieter Konijn en was De tovenaar van Oz al verkrijgbaar. In Vlaanderen verschenen in de jaren twintig de eerste Vlaamse Filmkes en Zonneland, en wat later schreef Walschap "vertelsels voor de kinderen". Tegen de tijd dat Lode Cantens kabouterverhalen op de markt bracht (net na de Tweede Wereldoorlog), was Annie M.G.Schmidt in Nederland bijna klaar met Jip & Janneke. In de jaren zestig was Roald Dahl wereldwijd bekend met bijvoorbeeld Sjakie en de chocoladefabriek, terwijl hier de tv-series Fabian van Fallada, Kapitein Zeppos en Axel Nort in boekvorm werden uitgegeven. Het is duidelijk dat Vlaanderen er tot dat moment een eigen, gezapig tempo op na houdt.
   In de jaren zeventig verandert dat. Reeksen voor jongeren verrijzen als paddestoelen uit de grond. De Jeans- en Top-reeksen (Altiora) en de Juniorboeken (Lannoo) hadden, net als meer dan vijftig jaar eerder, een duidelijk educatief doel voor ogen. Ze dienden "om jeugdige lezers inzicht te geven in situaties die te contesteren zijn". Aster Berkhof, René Swartenbroekx en nog wat anderen schreven over oorlog, familiale problemen, onrecht en andere maatschappelijke thema's. Het volwassen kinderboek noemde men dat, maar terwijl de meesten deze nieuwe lichting auteurs lof toezwaaien, verschijnt in 1980 een verzameling van giftige kritieken van Eric Hulsens, een recensent van Vlaamse jeugdliteratuur die geen blad voor de mond neemt. "De gemiddelde Vlaamse jeugdschrijver is 52, onderwijzer en bewusteloos," is een van zijn gevleugelde uitspraken. Hij klaagt de wereldvreemdheid aan van de Vlaamse jeugdschrijvers, hun gemoraliseer en conservatieve boodschappen. Toen Mireille Cottenjé zoveel problemen op elkaar ging stapelen dat haar boeken uit hun voegen barstten, kwam er eindelijk reactie tegen de kommer-en-kwel-boeken voor jongeren.
   In 1977 wordt de nog jonge driejaarlijkse Staatsprijs niet toegekend wegens "ontstentenis van waardevol werk". Drie jaar later is de keuze voor Drie mussen in september van Cottenjé erg omstreden. Pitjemoer (1980) van Henri van Daele, nostalgische autobiografische herinneringen aan de jaren vijftig, vormt een langverwacht keerpunt in de geschiedenis van het Vlaamse kinderboek.
   In de jaren tachtig en negentig kwam er meer aandacht voor kinderpoëzie, schreven André Sollie, Gil vander Heyden, Willy van Dorselaer en Ed Franck tienerliteratuur die meer verinnerlijkt is. De scherpe grens tussen boeken voor jongeren en boeken voor volwassenen vervaagt.

Dat een eeuw literatuur in twee kamers past zou ik nooit hebben kunnen geloven, maar in het Literair Museum moest men het stellen met de beperkte ruimte die er is. De tentoonstelling is in de eerste plaats gemaakt voor een jong publiek, en ook daardoor eerder vluchtig en weinig diepgaand. Om het geheel verteerbaar te maken zijn er, behalve achter glas tentoongestelde boeken, ook kijkkastjes geïnstalleerd. Een goede vondst is het introduceren van enkele andere kleine geschiedenissen: die van snoep, speelgoed en meubilair.
   Verder is deze literaire tentoonstelling wel verzorgd, maar weinig vernieuwend qua vormgeving. Panelen met tekst en illustraties, typische dragers door dit soort exposities, zijn handig om meer rond te reizen, maar niet echt opwindend. Verbazingwekkend evenwel is de conclusie die iedere wakkere bezoeker wel moet trekken: het Vlaamse kinderboek komt van ver, en daar is pas recentelijk verandereing in aan het komen. De tentoonstellingsmakers geven hier en daar een glimp van wat tegelijkertijd in het buitenland gebeurde, en dan zie je dat Vlaanderen altijd met grote passen achterop bleef hinken.

Belle Kuijken


We komen van ver maar wel met grote passen.
Kinderboeken in Vlaanderen in de 20ste eeuw.
Tot 29 december in het Literair Museum Hasselt, Bampslaan 35, Hasselt.
Woensdag tot zaterdag van 14 tot 17 uur of na afspraak.
Tel. 011/22.26.24.

TerugCopyright ©  De  Morgen                     30 mei 2001.