In
haar nieuwe boek De Prijs neemt Rita Verschuur gewoon de draad weer
op die in Jubeltenen (bekroond
met de Gouden Uil 1999) schijnbaar achteloos was blijven hangen.
Aan het eind van het vorige verhaal over Rita en haar tekenwedstrijd
zag kleine tobberige Rita zichzelf in een visioen al als grote winnares na
de uitreiking wegfietsen met haar vader en de begeerde oorkonde. In De
Prijs zit ze meteen vooraan in de zaal tussen de vijftien genomineerde
kinderen die een tekening maakten over twee jaar vrede na WO2. In gedachten
heeft ze de oorkonde zo goed als op zak, ook al blijft de spanning ondraaglijk.
Als de gehate directeur Wolters niet haar maar wel Carla tot winnares uitroept
in het ongeloof enorm. Carla, uitgerekend Carla, die nota-bene bij gebrek
aan inspiratie gewoon had opgetekend wat Rita haar had voorgezegd! Wat duinen,
een kruis, een vlag en een V met vogels.
Bladzijden lang laat Rita Verschuur haar kleine vertelster
in een eindeloze stream of consciousness die bittere nederlaag langzaam
verteren. Dat gaat van ongeloof, over woede, nijd, zieligheid, voorzichtige
twijfel en ten slotte een glimp van appreciatie voor de winnares.
Alweer verschaft Rita Verschuur haar lezers genereus toegang
tot het piekerende kinderhoofd van het meisje dat ze zelf ooit was. Ook nu
weer verplaatst ze zich moeiteloos in de gevoels- en gedachtewereld van een
jong kind en registreert ze magistraal wat ze daar aantreft. Nog meer dan
in haar eerdere verhalen gaat ze hier associatief te werk.
De ene gedachte of indruk roept meteen een nieuwe op. Erg
geestig zijn bijvoorbeeld de reflecties over het belang van de 'verzinner'.
Rita stelt zich de uitvinder van het wiel voor, en hoe een en ander zich daarbij
eeuwen geleden moet hebben voltrokken, "maar ik zit op een fiets!"
Vergeten is de verzinner. Net zoals haar eigen grootvader bijna in een afgrond
in gestort om de diamanten van de koningin te vinden. "Nu is hij een
gewone man die met zijn vrouw aan de Keizersgracht woont en af en toe ziet
hij een foto in de krant van de koningin met een ketting van diamanten..."
. En Arend Blom stond er evengoed voor Piet Snot bij toen Constant scoorde
bij het hockeyen. En hij had al het werk gedaan met zijn voorzet!
Mevrouw Wannée, die het recept leverde voor de troostende
citroenpudding, wordt dan ook plechtig bedankt, en niet haar stiefmoeder die
ze klaarmaakte.
Wanneer wroeging even de kop op steekt herinnert Rita zich
haar grootmoeders wens, dat haar kleindochter een nobel mens zou mogen worden,
later. Maar, "wie heeft er nou ooit van een nobel kind gehoord?"
Het geadoreerde neefje Eelco komt logeren, een wat raar jongetje met een lange
haarbles als een gordijn en met wat vreemde, obsessionele gewoontes, en de
hele nederlaag raakt tijdelijk en ten slotte definitief op de achtergrond.
Een argeloze openbare bekentenis van de "foute" winnares met de
"duinerige" ogen roept dan weer hilarische fantasieën op over
"vergeten en vergeven".
Met fijnzinnige humor en ontroerende inleving suggereert
Rita Verschuur dat al dat pietepeuterige getob uiteindelijk veel te maken
heeft met de scheiding van Rita's ouders en met de moeizame verhouding met
de nieuwe moeder. Die heeft geen zachte borsten maar een harde boezem uit
één stuk. Die spreekt alleen met een "fluwelen stem"
als er bezoek is of als ze Rita zielig vindt. En die wil niets te maken hebben
met "de andere partij", of de familie van Rita's mamma: "Bij
mij doet moeder net of ik maar uit één helft besta. Maar als
ik een tekening moest maken van mezelf dan weet ik hoe die eruit zou zien.
Een meisje met haar benen wijd boven een afgrond en haar voeten in twee verschillende
landen. Als ze één van haar voeten optilt valt ze in de diepte
en dan is ze er geweest." Warmte en aandacht zijn er te weinig. Even
zijn die er wel in de prachtige slotscène, waar Rita en Eelco met wapperende
kleren door de duinen rennen en de vertrouwde koosnamen voor het eerst eindelijk
weer uitgeschreeuwd worden ("Ha die Rietepiet!" en "Ha die
Elebeel!").
De Prijs is in al zijn aandoenlijke simpelheid weer een
geestig, pakkend en virtuoos geschreven boek geworden dat meer laat vermoeden
dan het vertelt.