JeugdboekenweekVan 11 tot 25 maart (2001) loopt de jeugdboekenweek. Naar aanleiding daarvan portretteert Annemie Leysen enkele illustratoren. Nooit eerder verschenen er zo veel prachtig uitgegeven, kunstig 'verluchte' boeken voor kinderen als de voorbije jaren. Prentenboeken worden almaar meer een eigen genre binnen de (kinder)literatuur. Ze zijn veel meer dan een praatje bij een plaatje of omgekeerd.

Meer dan plaatjes bij praatjes

Vijf illustratoren geportretteerd : Klaas Verplancke

Illustratie Klaas Verplancke   Vorige week nog raakte bekend dat de Vlaamse illustrator Klaas Verplancke (°21.06.1964), net zoals Jot, de held uit zijn nieuwste boek, dan toch echt beroemd zou worden. Hij ontvangt op 4 maart de Bologna Ragazzi Award 2001 in de categorie fictie voor 6 tot 12-jarige kinderen. En dat is niet niks. Die prijs krijgt hij voor zijn illustraties bij Ozewiezewoze (De Eenhoorn), een verzameling oude liedjes en rijmpjes bijeengebracht door Jan van Coillie. Een verdiende bekroning. Ga er maar eens aan staan: nonsensikale teksten uit een lang vervlogen verleden zinnig en eigentijds voor kinderen van vandaag in beeld brengen. Verplancke loste het magistraal op door telkens drie of meer versjes in één copieuze en grappige illustratie te 'verluchten'. De Mosselman, een kanjer van een mossel op spillebenen, "legt zakdoek" met het manteltje van Roodkapje die ergens "henen" gaat. Zoiets.
   Verplancke is illustrator, grafisch ontwerper, organiseert tentoonstellingen en is de drijvende kracht achter de Vlaamse Illustratoren Club. Het neusje van PaulienMet meer dan negentig ontwerpen en geïllustreerde kinderboeken op zijn palmares is hij wel bijzonder productief. Ook hij hanteert diverse technieken: scraperboard, acrylverf, collage, fotografisch materiaal, pen en potlood en computer. De voorbije jaren ging hij steeds selectiever te werk bij het aanvaarden van opdrachten. Met zijn illustraties wil hij steeds een duidelijke stempel drukken op het boek, en wil hij meer zijn dan de obligate 'opsmukker' van het verhaal van een ander.
   Ook op eigen benen, maakte hij recent een eerste boekje waarvoor hij zelf de tekst schreef en verzon. Jot vertelt in woord, beeld en typografie het verhaal van een onstilbaar verlangen naar roem en bekendheid. Het werd een grappig aandoenlijk boek, waarin tekst en prenten het om beurten van elkaar overnemen. De soms wat overdadige details uit zijn vroegere werk zijn hier verdwenen. Alles is tot een sobere essentie in bedaarde kleuren herleid.

Annemie Leysen

Bibliografie (Onvolledig )

Hoe Jasper zijn woorden vondAllemaal praatjes, (Geert De Kockere), De Eenhoorn.
De bolletjestrui
, (Peter Slabbynck), Davidsfonds/Infodok.
Het Boe-Spook, (Marc de Bel), 1997, Davidsfonds/Infodok.
Het neusje van Paulien, (Peter Slabbynck), Davidsfonds/Infodok.
Het woordenboek of hoe Jasper zijn woorden vond, (Marita De Sterck), Lannoo.
Klaver Aas, een bijzondere big, (Dick King-Smith), Elzenga.
Midden in de winternacht, (An Debaene), Davidsfonds/Infodok.
Van de sneeuwman die niet smelten wou, (Henry Van Daele), Averbode.
Een vijf met negen nullen, (Marita De Sterck), Lannoo.
Alle dagen feest, (Marita De Sterck), Lannoo.
Bang, boos, blij, 1999, De Eenhoorn.
Hoe vind je beertje?, 1999, De Eenhoorn.
Wat doet de kip, 1999, De Eenhoorn.
Wat doet de baby, De Eenhoorn.
Wat trek ik aan, 1998, De Eenhoorn.
Wat zie ik, 1998, De Eenhoorn.
Jot, 2001, Davidsfonds/Infodok.
Feetje Feem, (Lies Rummens), 1998, De Eenhoorn.
Een fruitje van zilver, (Geert De Kockere), 1999, De Eenhoorn.
Toeteloet, (Geert De Kockere), De Eenhoorn.


Vijf illustratoren geportretteerd:
Kitty Crowther
Kristien Aertssen
Rotraut Suzanne Berner
Wolf Erlbruch


TerugCopyright ©  De  Morgen                     7 maart 2001.



<plaintext>