JeugdboekenweekVan 11 tot 25 maart (2001) loopt de jeugdboekenweek. Naar aanleiding daarvan portretteert Annemie Leysen enkele illustratoren. Nooit eerder verschenen er zo veel prachtig uitgegeven, kunstig 'verluchte' boeken voor kinderen als de voorbije jaren. Prentenboeken worden almaar meer een eigen genre binnen de (kinder)literatuur. Ze zijn veel meer dan een praatje bij een plaatje of omgekeerd.

Meer dan plaatjes bij praatjes

Vijf illustratoren geportretteerd : Kitty Crowther

Kitty Crowther    "Met mijn tekeningen wil ik iets teruggeven van wat ik als kind in overvloed gekregen heb", zegt ze. "Dat ben ik al die kunstenaars die mij zo lang gezelschap hebben gehouden verplicht."
    Kitty Crowther woont op de vierde etage van een oud pand, in de buurt van het park van Wolvendael in Ukkel. "Het licht in deze lift doet het niet", waarschuwt ze in de parlofoon. In een donkere, zwoegerige lift naar boven dan maar. Van de lawaaierige stadse drukte naar een oase van rust. Twee poezen komen even poolshoogte nemen en zetten hun lome bestaan meteen weer verder, soezend tussen de potjes met verfkwasten en potloden op de werktafel van Kitty Crowther. De huiskamer doet dienst als werk-, leef- en speelkamer. Overal grappige voorwerpjes, speeltjes op de grond, tekeningen aan de muur en het wat vale voorjaarslicht eroverheen. Het lijkt wel een bladzijde uit een van haar prentenboeken. Gezellig en veilig binnenskamer. Kitty Crowther, een klein vinnig mevrouwtje van dertig met een man en twee kleine zoontjes. Eerst wat timide en afwachtend, later een enthousiaste spraakwaterval. Ze slist een beetje. "Dat hield ik over aan de tijd toen ik nog slecht hoorde", legt ze uit. Door die gehoorstoornis begon ze maar op haar zesde echt te praten. Boeken en tekeningen waren haar communicatiemiddel, haar "telegrams" met de wereld in haar stille kinderjaren. Vandaar haar fascinatie voor het visuele, voor het beeld.
Meneer Bas maakt heel wat mee    Ze groeide op in een internationale Brusselse omgeving. Haar vader was Engels, haar moeder is Zweedse. Spreken en vooral schrijven doet ze bij voorkeur in het Engels, haar moedertaal, "en zoveel muzikaler, economischer en efficiënter", zegt ze.
    We hebben het over haar werk, dat bij de Brusselse uitgeverij Pastel wordt uitgegeven en waarvan Querido heel wat titels in vertaling uitbracht. Crowther ontwikkelde een heel eigen, wat minimalistische stijl: grappige en ook wel bedreigende personages in enkele pennenstreken neergezet tegen een veelzeggende achtergrond waarop allerlei symbolische details te zien zijn. Kleine nuances in houdingen en mimiek spreken boekdelen. De bijbehorende tekst vormt een kernachtige aanvulling van de prenten. Met een minimum aan vormgeving en taal roept Kitty Crowther een kinderlijk universum op waarin tedere humor en warmte, ontroerende eenzaameid en verdriet en angstaanjagende woede en boosheid een plaats krijgen. Geen bedrieglijke, nostalgische rozige kinderwereld dus.
    "Max en Maximonsters van Maurice Sendak, de bizarre prenten van Tomi Ungerer en de geestige pentekeningen van Quentin Blake hebben me altijd al gefascineerd", vertelt ze enthousiast. "Ik wilde zelf altijd treurige of angstwekkende verhalen lezen waar ik om kon huilen. Verdriet, woede en schrik geven je tenminste het gevoel dat je leeft! Mijn kindertijd was niet echt rooskleurig. Er was niet alleen die doofheid, die het me moeilijk mmakte om uit te drukken wat ik voelde, er was ook een wat onbehaaglijke sfeer in mijn ouderlijk huis, met een ambitieuze vader en een lastige moeder die hoge eisen stelden. Er zit dan ook veel van mijn opgekropte woede en verdrongen emoties in mijn boeken. Zelf was ik niet bepaald een doetje: rebels en tegelijk behaagziek, zo zou je het wel kunnen noemen. Ik teken dolgraag mensen met een rotkarakter. En kinderen vinden dat ook wel bijzonder, merk ik vaak. Volwasssenen komen er in mijn boeken meestal niet zo voordelig uit."
    In Mijn Koninkrijk (het relaas van de echtscheiding van Crowthers ouders) draait het allemaal om relatieproblemen. De kleine vertelster woont met een rits dieren in een klein huis, geprangd tussen de twee dominerende kastelen van haar ruziënde buren, koning Patrick en koningin Dominique. Die gooien elkaar pijlen, taarten en stenen naar het hoofd en proberen in het gevlei te komen bij hun buurmeisje. Moe getergd stelt de kleine heldin orde op zaken. Crowther vergrootte de twee volwassenen uit tot boosaardige karikaturen met enorme ogen, neuzen en lijven, haar middel bij uitstek om een en ander te dedramatiseren en kinderen duidelijk te maken dat volwassenen het niet noodzakelijk altijd bij het rechte eind hebben.
    Met Mijn vriend Jim (1996) kwam de internationale doorbraak. Jack, een zwarte merel, en meeuw Jim ontmoeten elkaar en worden, ondanks de argwaan van Jims soortgenoten, onafscheidelijk. Voor de hele maritieme setting liet Kitty Crowther zich inspireren door het Zeeuwse stadje Veere, waar ze als kind vele vakanties doorbracht. "Ik hou wel van merels, ze zijn stil en discreet. Ik herinner me hoe mijn vader met ze converseerde. Dat vond ik geweldig! Dit is een verhaal over vriendschap die bestand is tegen vooroordelen. Ik wilde er beslist geen Hollywood-einde aan breien. Tenslotte wint de zwarte Jack het vijandige meeuwenvolkje voor zich doordat hj met zijn verhalen iets te bieden heeft wat er nog niet was: een vorm van cultuur, een meerwaarde. Ik weiger overigens expliciete boodschappen mee te geven in mijn boeken. Door de overvloed aan informatie waarmee kinderen overstelpt worden krijgen ze op den duur niet meer de kans om zelf na te denken. Betekenissen moeten ze zelf maar zien te vinden, die moet je niet inlepelen." Een prachtig prentenboek is dit, met betoverende kleine en grote aquarellen in een originele compositie.
Uit: Anna in de wolken    Kitty Crowther heeft het niet begrepen op de meeste nieuwe Franse illustratoren: "Te geconstrueerd, te mooi vaak en technisch te af en daardoor niet echt uit het hart. Emoties zijn essentieel. Je moet kunnen geloven wat je ziet. Ik teken trouwens nooit met de computer. Je moet op papier tekenen, zo geef je je energie op het blad. Je moet nog kunnen merken waar je pen even is blijven rusten op je papier terwijl je zat na te denken. Dan wordt het veel echter. Met de computer zijn er geen vergissingen meer mogelijk, en dat is jammer."
    Haar laatste boek, Ik en Niks, was veeleer als een grapje bedoeld. In twee dagen was het zo goed als rond. Kitty Crowther haalt haar schetsboek erbij. Het begon met een schets van een meisje met een te grote jas van haar vader om. De beweging van een arm om een denkbeeldige ander, suggereert het "imaginaire vriendje", de "Niks" in dit boek. "Ik weet nooit vooraf waar mijn verhaal naar toe loopt. Ik vertrek van een beeld dat me bezighoudt en dan zie ik wel. Een beetje zoals een kind dat nog niet precies weet wat het zal gaan spelen, zoiets." Ik en Niks werd dan ook bij toeval een verhaal over een eenzaam meisje en een even eenzame, trieste vader, allebei verweesd na de dood van de moeder. Gelukkig is er "Niks". Een prachtig, ontroerend en authentiek geschreven en getekend verhaal.
    Kitty Crowther laat me trots een boekje uit 1995 zien. Va faire un tour heet het en het werd helaas niet in het Nederlands uitgegeven. Merkwaardig, want zonder woorden en dus geen vertaling nodig. Een juweel! Een klein ventje (?) wordt door zijn moeder het huis uit gestuurd in afwachting van de maaltijd. Boos en zeer vast besloten gaat hij op stap, de armen op de rug. Tot in Oostende, de zee door tussen kwallen en krabben, dwars door Engelse tuinen en kastelen, voorbij nieuwsgierig toekijkende schapen en door het meer waar het monster van Loch Ness hem nakijkt. Alle continenten liggen op de route van het aandoenlijke Sempé-figuurtje. Tot hij weer thuis komt, waar de soep klaar is. Geestig detail op het eind: de vader leest Le Soir met op de voorpagina een foto van het Loch Ness monster waarop nog net een stukje van de kleine stapper te zien is. In kleine gravures wordt een hele wondere wereld opgeroepen. Kitty Crowther kreeg voor een ingezonden illustratie uit wat later Va faire un tour zou worden de Prix du Jury 1992 van het Salon du Livre de Jeunesse in Montreuil.
Anna in de wolken!    Met Anna in de wolken wilde ze een "bijzonder boek over een bijzonder meisje" maken. En dat werd het ook: wild en teder tegelijk, en met een vreemde kinderlijke logica gecomponeerd. Alles is hier mogelijk. Anna vertrekt met vogel Toddel en haar magische wenskoffertje naar het Wolkenrijk. Daar regeert alweer een tirannieke koningin, die het toverkoffertje wil inpikken. De Barbapapa-achtige wolkenbewoners en de sukkelige koning behoeden Anna voor verder onheil.
    "Je moet kunnen geloven wat je ziet." Kitty Crowther blijft het herhalen. Ik wil heel graag geloven wat ik in haar boeken zie. Het bijzondere, het tedere en ontroerende, het wrede en boosaardige van de wereld en zijn bewoners, het zit er allemaal in. En het is ongewoon mooi gemaakt.

Bibliografie (In het Nederlands uitgegeven boeken)

Mijn koninkrijk, Van Goor, 1994.
Mijn vriend Jim, Querido, 1996.
Eens komt mijn sprookjesprins (Tekst van Andréa Nève), Querido, 1996.
Anna in de wolken, Querido, 1997.
De grote beer (Tekst van Carl Norac), Querido, 1999.
Grote oma's (Tekst van Bart Moeyaert), Querido, 1999.
Meneer Bas maakt heel mee, Querido, 2000.
Ik en Niks, Querido, 2001.

Annemie Leysen

Vijf illustratoren geportretteerd:
Kristien Aertsen
Rotraut Susanne Berner
Wolf Erlbruch
Klaas Verplancke


TerugCopyright ©  De  Morgen                     7 maart 2001.



<plaintext>