Ons soort aap
"Kom, we gaan een reis maken door de tijd," nodigen de auteurs van De
oermens de lezer uit. Je slaat de bladzijde om en kijkt in het smoel
van een vriendelijke, sterk behaarde aap. "Aap, ga eens staan. Oké.
Kijk, zonder handen. Aardig geprobeerd, maar je bent al gevallen."
De oermens is het vervolg op De oervogel,
vorig jaar bekroond met de Vlag en Wimpel. Auteurs zijn onbekenden in het
landschap van de kinderliteratuur. Arno van Berge Henegouwen is een bioloog
verbonden aan de natuurhistorische afdeling van een museum. Hij publiceerde
eerder een standaardwerk over waterkevers en studies over mestkeverfauna.
Door zijn ervaring als tentoonstellingbouwer weet hij ook precies hoe natuurhistorische
zaken over te brengen. Voor die tentoonstellingen werkt hij al meer dan
tien jaar samen met Hisgen, een literair duizendpoot, vertaler, gespecialiseerd
in Australische en Ierse literatuur. Hij is directeur van een taalinstituut
Nederlands voor buitenlanders en maakte een studie over Samuel Beckett.
De bioloog en de letter- en taalkundige sloegen de handen in elkaar en
schreven nu al twee grandioze boeken voor kinderen over de evolutietheorie.
Aan het begin van De oermens worden de theorieën
van Darwin kort en duidelijk uitgelegd, en het voor Darwin in die tijd
pijnlijke gegeven van the missing link, het bewijs van de schakel
tussen aap en mens, komt ter sprake. Hoe een mensaap stilaan steeds meer
mens werd, dat is het onderzoeksterrein van dit boek.
De auteurs duiken ervoor heel ver de tijd in, vijf
miljoen jaar terug gaan we, tot aan de aap die een heel klein beetje mens
is. De tekst wordt geschreven in dialoog: een hedendaagse vragensteller
vraagt zowel mensaap als oermens uit. We praten niet met skeletten, nee,
de vondsten van overblijfselen van onze voorouders worden voor de gelegenheid
aangekleed met vel, haar en een expressieve gelaatsuitdrukking. Met die
deels op feiten gebaseerde, maar uiteraard ook fictieve reconstructie heb
je als lezer geen probleem. Zo is er een schitterend portret van een charmante
Lucy: nog steeds sterk behaard, zware kin, platte neus en dierenoogjes.
In volle glorie staat ze erop, een beetje verlegen, met echte, volle donkerbruine
mensenborsten. Sensuele Lucy kan zich nog niet schamen, wat ze weet niet
wat kleren zijn. ("'Je zult het wel warm hebben, mens. ' Trek toch uit
die lappen.' 'Ben je gek, dan sta ik voor aap.'")
Alsof het heel vanzelfsprekend is, maken we kennis
met onze voorouders: na Lucy volgt een gesprek met de grotere, onbehaarde
Afrikaanse Turkana-jongen, de geblokte, in grotten wonende Neanderthaler
(die niet spreekt, want zijn spraak is onbekend) en de haast moderne Homo
Sapiens (die van ons verschilt omdat hij nog niet al die dingen hebben
die wij noodzakelijk achten, zoals een horloge, een telefoon of een radio).
Ten slotte krijgen we een reconstructie van het leven van een nomadenvolk
in Moravië, zo'n 27.000 jaar geleden.
De oermens heeft de ambitie correct en volledig
te zijn. Het verhaal (volgens de vorm helemaal fictief) wordt aangevuld
met exacte gegevens van vindplaatsen van skeletten en beenderen, bronnen,
museumtips. Het boek geeft, door tekeningen en tekst, een nieuw idee over
biologie en geschiedenis. Het verhaal van onze voorouders is iedereen bekend,
maar hier wordt het nieuw leven ingeblazen. Dat komt in de eerste plaats
omdat er vragen gesteld en beantwoord worden, wat natuurlijk veel beter
werkt dan een stuk geschiedenis met feiten en data. Het is een trucje,
maar het werkt. Ik zal bijvoorbeeld nooit meer vergeten dat Lucy geen vlees
lustte, en zo klein was als een kind.
En dan de tekeningen! De oermens kun je zonder
veel aarzelen een prentenboek noemen. Ook al is er behoorlijk wat tekst,
de prenten gaan eronder voort, de voorouders staren je paginagroot aan.
Kleinere schetsen in de rand geven schedels, voetafdrukken, werktuigen
weer, exact getekend zoals in de vitrines van een natuurhistorisch museum.
De illustraties zijn van de hand van de gebroeders Kennis, die zich specialiseerden
in het dierenportretten en prehistorische onderwerpen. Het zijn beeldend
kunstenaars wier werk nu en dan tentoongesteld wordt.
De illustraties in sepia zijn dan ook geniaal. Kennis & Kennis laten
een bries waaien door het rastahaar van de Turkana-jongen, laten twee Neanderthalers
uitbundig lachen, brengen heel overtuigend het portret van een 30.000 jaar
oude, wat kritisch kijkende Afrikaanse. Ook de kleinere tekeningen, van
versteende voetsporen, de inhoud van een schedelpan of de Venus van Willendorf,
zijn stuk voor stuk inspirerende schetsen.
Alfons en Adrie Kennis maakten ook de tekeningen
in De oervogel, de voorganger van De oermens. Beide boeken
willen de evolutietheorie bevattelijk uitleggen. De oervogel begint
bij de vondst van een fossiel van een veer, het oudste bewijs van het bestaan
van een vogel. Ook hier spreken de lang verdwenen aardbewoners de hedendaagse
lezer aan: "In mijn tijd waren er heel andere dieren. Jouw soort was er
nog niet. Jij bent een zoogdier, hè?"
Schitterende non-fictie voor kinderen is het en
dat valt niet zo vaak in de brievenbus. Nog steeds beperken weetjesboeken
zich tot encyclopedieën en atlassen (overigens almaar prachtiger uitgegeven)
of klassiekers over steeds dezelfde onderwerpen: vliegtuigen, indianen,
wilde dieren, sterren, ridders en kastelen. In die boeken scheppen we graag
op over onze verwezenlijkingen. "Wat is er eigenlijk zo bijzonder aan ons
soort aap?" vragen de auteurs zich aan het begin van De oermens
af. Het antwoord geven onze voorouders zelf: hoe ze zich bezighielden met
overleven, stenen gooien, werktuigen maken, vuur uitvinden, jagen, vrijen,
denken, eten, tegen elkaar aan liggen, vechten, vluchten. "We noemen onszelf
wijs en verstandig, maar dat wil niet zeggen dat onze vroegere familieleden
dom waren," berispen de auteurs ons. En gelijk hebben ze.
Belle Kuijken
Arno van Berge Henegouwen
en Ruud Hisgen
Alfons en Adrie Kennis (ill.)
De oermens
Leopold, Amsterdam, 32 p., 599 fr.
voor allen.
Copyright
©
22 november 2000.