Guur weer, koude lucht, lange donkere nachten. Het is er plots weer allemaal.
Samen met de herfstbladeren is hier dan ook een hele serie 'niet bang zijn
'-prentenboeken voor de kleintjes binnengewaaid.
De uil die bang was voor het donker van Jill
Tomlinson is een meer dan dertig jaar oud verhaal van deze schrijfster,
dat drie jaar geleden in Nederlandse vertaling verscheen en voor deze prentenboekuitgave
ingekort is. Het gaat over Plof, een piepjonge kerkuil die geen nachtvogel
wil zijn. Hij is namelijk bang voor het donker. Het donker is gemeen. Moeder
uil pakt het probleem aan met psychologische deskundigheid. In plaats van
het tegenovergestelde te beweren raadt zij hem aan eerst maar eens wat
meer te weten te komen over de duisternis. Plof vliegt eropuit en ontmoet
een aantal kinderen, een oude mevrouw, een man met een telescoop en een
kat. Voor hen is het donker spannend, vriendelijk, leuk, nodig, fantastisch
en knap. Daar hebben zij zo elk hun reden voor, en Plof volgt hun raad
goed op. Hij kijkt naar het vuurwerk, zingt mee liedjes naast het kampvuur
en staart naar de sterren. Het is de kat die hem het laatste duwtje geeft.
Zij laat hem vanaf de hoogste daken de nachtelijke stad zien. "En dit is
nog maar een soort nacht," zei de kat. "Er zijn nog een heleboel andere
soorten, en allemaal even prachtig." De prenten van Paul Howard zijn heel
klassiek, maar brengen wel sfeer in het verhaal. Vooral zijn nachtelijke
vergezichten zijn mooi. Het uiltje is schattig en donzig neergezet, maar
de menselijke figuren ogen bijzonder ouderwets.
Het nachtavontuur van de twee
'schaapachtige' schapen Bert en Bea is dan weer een heel, ander verhaal.
In Bert en Bea worden nat worden de twee in hun bedje opgeschrikt
door donder en bliksem. Bea vindt dat het croquetspel, dat nog in de regen
staat, binnen moet worden gehaald. Bert bibbert een beetje, maar ze trekken
toch hun regenjasjes aan en gaan het donker in. Alles gaat goed, tot Bert
twee spoken ziet... Het Zweedse echtpaar Olof en Lena Landström, bekend
van een reeks bekroonde animatiefilmpjes op televisie, heeft ook hier zijn
verhaal met stripachtige tekeningen vormgegeven. Het boek leest
als een animatiefilmpje, maar zonder de bewegende beelden erbij is
het verhaal toch net wat te inspiratieloos om echt leuk te zijn.
Klein verhaal van de nacht is een moeilijk filosofisch prentenboek
van Paul Verrept waarvan de symboliek wat onduidelijk is. Er was eens een
meisje alleen in een donker bos. Zo donker was het dat het meisje de bomen
niet zag. De dieren hielden hun adem in, want dit was het donkerste donker
van de nacht. Het meisje voelt het donker sluipen in het grote zwarte gat
dat haar hoofd is geworden. Het lijkt alsof ze met haar hoofd onder de
dekens ligt. Heel lang gebeurt er niets, maar dan ziet ze een lichtje in
de verte. Ze hoort haar grootmoeder zingen. Dan komt er een engel, die
overal in de wereld het licht weer aansteekt en het meisje op straat zet,
tussen de wakker wordende mensen. Het wordt langzaam duidelijk dat het
boek over een dood meisje gaat. Dit zou voor een kinderboek echter helder
moeten worden aangegeven op het achterplat, anders kan het alleen maar
verwarring brengen wanneer kinderen met het boekje worden geconfronteerd.
Als het gewoon als nachtboek wordt voorgelezen aan kleine kinderen die
zelf niet met het mysterie van de dood zijn geconfronteerd, zullen de nogal
enge prenten eerder angst veroorzaken dan hun angsten wegnemen. En dat
kan niet de bedoeling zijn.
Slaap lekker, kleine wolf is dan weer een vrolijk prentenboek over
een kleine wolf die in zijn bedje ligt en bang is. Misschien zit er wel
een grote, boze wolf onder zijn bed: "Ik wil niet worden opgegeten. Niet
vanavond. Daarvoor is het veel te donker!" Hij gaat op onderzoek uit naar
het monster met zijn grote ogen en zijn grote klauwen. Niet in de kast,
niet op de gang... en dan krijgt hij de schrik van zijn leven. Hij staat
oog in oog met grote wolf. In de spiegel. De ontknoping is echt wel verrassend,
grappig en geruststellend. Het eerste prentenboek van de veelzijdige Brusselse
Muriel de Crayencour is een beetje in de stijl van Gregoire Solotaref en
Harrie Geelen geschilderd, expressief met dikke zwarte lijnen en felle,
warme kleuren.
Als al deze boeken over het oplossen van nachtelijke angsten niet helpen,
dan is er een nog veel vrolijker remedie: het aftelboek.
Tien stoute
katjes van Mensje van Keulen, met Felix de Kat-achtige prenten van
Jan Jutte. Het 'tien kleine negertjes'-aftelrijmpje heeft er een heel vrolijk
broertje bijgekregen. "Tien stoute katjes liepen in de regen. Een werd
er snipverkouden van, toen waren er nog... negen. Negen stoute katjes gingen
op muizenjacht. Een ving zich bij zijn eigen staart, toen waren ze nog
met... acht." Zo gaat het gezellig verder, van blokfluitles tot Japanse
mie. Eén katje blijft er over, maar aangezien een katje negen levens
heeft, roept zij gezellig al haar vriendjes weer naar buiten en begint
het weer van voren af aan.
Het beroemde versje, dat door Mensje van Keulen
in een poezenvelletje werd gestoken, verscheen eerder in stripjesvorm op
de kinderpagina van NRC Handelsblad. Het is uiteindelijk een subliem
klein boekje geworden, waarin de zwart-wit-rood tekeningen van Jan Jutte
subliem tot hun recht komen. Een boekje om te hebben en te houden.