Nederlandstalige en Engelse jeugdschrijvers over wat hen scheidt en bindt

Mag een jeugdboek amoreel zijn?

   Inzake de emancipatie van de jeugdliteratuur spelen de Lage Landen een voortrekkersrol. Die indruk ontstond althans tijdens het 'Belgian-Dutch-British Seminar on Children's Literature', een cultureel uitwisselingsproject dat in februari van start ging in Antwerpen en op zaterdag 13 mei zijn slotdag beleefde in Londen.
Bart Moeyaert   De Nederlandse en Vlaamse jeugdliteratuur werd er vertegenwoordigd door Wim Hofman, Bart Moeyaert, Joke van Leeuwen, Anne Provoost en Rita Verschuur - vijf topauteurs die tijdens twee ontmoetingen de kans kregen om kennis te maken met hun collega's uit Groot-Brittannië. De Britse afvaardiging bestond uit enkele internationaal gevestigde namen, zoals Janni Howker, auteur van Toen onze Daniël doodging en Wormen voor mevrouw Brady, Michael Morpurgo, van wie, behalve zijn klassieker Oorlogspaard, maar liefst 17 werken in het Nederlands werden vertaald, en David Almond, auteur van De schaduw van Skellig en Kit's Wilderness, een verhalenbundel die volgende maand in het Nederlands verschijnt.
   Een veelgehoorde opmerking was dat de verhalende traditie in de Britse jeugdliteratuur nog veel dominanter is dan hier. Nederlandstalige auteurs, zo werd vaak benadrukt, onderscheiden zich door hun eigenzinnigheid, hun originaliteit, hun zin voor experiment. Die stelling werd ook onderschreven door Mieke Desmet en Lissa Paul, beiden docent aan The National Centre for Research in Children's Literature. "Hier wordt meer op veilig gespeeld," beaamde Paul, een expert inzake multiculturalism in jeugdliteratuur. "In Engeland bestaat kennelijk minder behoefte om te experimenteren. Er worden massa's boeken uitgegeven die alleen maar flauwe kopieën zijn van grote successen."
   De reacties op een te dezer gelegenheid geschreven essay van Anne Provoost lijken erop te wijzen dat niet alleen de literatuur, maar ook de opinies erover, in Nederland en Vlaanderen 'progressiever' zijn. Provoosts voorzichtig en genuanceerd pleidooi voor een sociale en morele aanvaarding van amorele kinderliteratuur, en ook het antwoord hierop van Wim Hofman ('geen verhaal zonder kwaad'), ontlokten sommige Britse sprekers opvallend felle reacties. Rita VerschuurNicholas Tucker, jeugdboekenrecensent voor The Times en The Independent, viel soms uit zijn rol als moderator om de toehoorders te wijzen op de opvoedende taak die een jeugdschrijver volgens hem moet vervullen. Ook een als progressief te boek staande auteur als Jenni Howker was het maar ten dele met Provoost eens. Een amoreel kinderboek moet kunnen, vond ze, al voegde ze eraan toe dat het verhaal in zo'n geval maar beter geduid kan worden door een eerste persoon, "de vertelvorm waarmee de jonge lezer zich het makkelijkst identificeert".
   Het gevaar op veralgemenisering ligt bij dergelijke beschouwingen natuurlijk steeds op de loer. Door en door nihilistische boeken voor kinderen zijn ook hier niet zo gebruikelijk. Bovendien kun je je afvragen of de afvaardiging in Londen wel representatief was. De bestsellerlijsten worden ook hier aangevoerd door weinig vernieuwende schrijvers als Marc De Bel en Paul van Loon.
   In het gesprek dat ik na afloop van het seminarie had met David Almond, Bart Moeyaert en Joke van Leeuwen - drie auteurs die elkaars werk hogelijk bewonderen - , lag de nadruk in elk geval meer op grensoverschrijdende overeenkomsten dan op verschillen.
   Almond is een auteur die tot voor kort voor volwassenen schreef. Pas twee jaar geleden maakte hij, op 45-jarige leeftijd, zijn entree in de jeugdliteratuur. Die achtergrond verklaart mogelijk waarom ook hij, zij het niet op morele gronden, enkele kritische kanttekeningen plaatste bij de stellingen van Provoost. "De literatuur voor volwassenen wordt gedomineerd door cynisme, sarcasme en ironie," zei Almond. "Ik had het gevoel dat ik er niet in thuishoorde. Bij het schrijven van mijn eerste jeugdboek vond ik mijn toon. Het is het genre waarin ik het best kan vertellen wat ik wel vertellen."

   Bart Moeyaert legde als schrijver precies de omgekeerde weg af. Zijn debuut Duet met valse noten is in veel opzichten nog een klassiek jeugdboek. Pas later vond hij een toon die net zo goed jongeren als volwassenen aanspreekt. Het is precies in die toon dat Almond, Moeyaert en Van Leeuwen elkaar lijken te vinden. Almond: "We leven alle drie in andere culturen, maar dat speelt een ondergeschikte rol. Ik voel me verwant met een gemeenschap van jeugdboekenschrijvers, het maakt niet veel uit of ze nu uit België, Nederland of Amerika komen."
Joke van Leeuwen   Van Leeuwen: "Precies. Ik ben ook beïnvloed door een Engelse traditie van leeftijdloze boeken. Maar evengoed werd ik beïnvloed door bijbelverhalen, of door mijn jeugd in België en Nederland. Er zijn verschillende culturen die ervoor gezorgd hebben dat ik een toon vond die van mezelf is, en waarvan ik alleen maar kan vaststellen dat die zowel kinderen als volwassenen aanspreekt. Het is een idee waar niet iedereen het makkelijk mee heeft. Over Daniel Charms las ik ergens dat hij kinderboeken moest schrijven om aan de kost te komen. Ik ben er zeker van dat hij het type schrijver was dat er niet over nadacht voor wie hij schreef."
   Ook de felle reacties op de stellingen van Provoost zijn volgens Moeyaert niet noodzakelijk vanuit een cultuurverschil te begrijpen. "Het punt is dat uiteindelijk niemand weet hoe kinderen denken. Anne stelt in haar essay vragen waarop je geen antwoord kunt geven. Ik weet niet hoe een kind op iets donkers reageert, zoals ik ook niet weet hoe een volwassene daarop reageert."
   Van Leeuwen: "Men vergeet dat kinderen onderling even verschillend zijn als volwassenen. Als ik op een normaalschool een lezing geef, sta ik soms versteld hoe die achttienjarigen totaal vergeten zijn hoe het was om twaalf te zijn. Zij praten over kinderen alsof het een vreemde diersoort is. Terwijl het nauwelijks zes jaar geleden is dat ze nog zo'n dier waren." Moeyaert: "De meeste mensen blikken op hun jeugd terug alsof het een Disneyfilm was. Ze herinneren zich hoogstens nog hoe ze droevig werden omdat een speelgoedje werd afgepakt, en hoe ze gelukkig werden als ze een speelgoedje kregen. Maar zo denken kinderen niet. Het is wat volwassenen ervan maken."
   Op de vraag of een culturele uitwisseling als deze een doorbraak kan betekenen voor de Nederlandstalige jeugdliteratuur, reageert Almond sceptisch: "Het zal niet makkelijk zijn om de in wezen insulaire mentaliteit te veranderen. Wij spreken Engels. Iedereen begrijpt je, maar het isoleert je tegelijkertijd van andere literaturen. It's a shame."

Jeroen de Preter

 

TerugCopyright ©  De  Morgen                     24 mei 2000.



<plaintext>