Elk Harry Potter-verhaal begint min of meer op dezelfde manier.
Harry woont bij zijn kortzichtige, gemene en domme oom en tante Duffeling.
Een afzichtelijk echtpaar met een zo mogelijk nog belachelijker zoontje,
Dirk. Harry verlangt naar het einde van de zomervakantie om terug naar
de tovenaarsschool Zweinstein te kunnen. Begrijpelijk, want de Duffelings,
opgezadeld met de voogdijschap over Harry, proberen te doen alsof hij er
niet is. Hij slaapt in een bezemkast onder de trap, krijgt nooit wat op
zijn verjaardag en wordt eerder als deurmat beschouwd dan als kind. De
huiselijke omstandigheden zijn door Rowling sterk karikaturaal uitgetekend;
de emotionele verwaarlozing van de jongen is zo schrijnend dat het grappig
wordt. Als Harry zich erg boos maakt, kan er iets gebeuren waar de Duffelings
allergisch voor zijn: tovenarij, zoals haar dat na een mislukte kapbeurt
in één nacht weer aangroeit. Of een onuitstaanbare tante
die plots opgeblazen in de lucht hangt. Hier en daar duikt een postuil
of een tovenaar op. De wereld van de mensen (Dreuzels) en die van de tovenaars
haken even in elkaar om Harry de kans te geven de overstap tussen de twee
werelden te maken. Hij neemt de trein naar Zweinstein, de tovenaarsschool.
Die school lijkt op het eerste gezicht heerlijk absurd, met al die vreemde
vakken (Voorspellend Rekenen, Waarzeggerij, Verweer tegen de Zwarte Kunsten)
en het gezwaai met toverstokken, onzichtbaarheidsmantels, ronddolende Faunaten,
Fabeldieren, klopgeesten en levende portretten. Maar ontdoe de tovenaarsschool
van haar hocus-pocus en wat overblijft is de klassieke setting voor een
avonturenverhaal. Zodra Harry de Ligusterlaan waar zijn Dreuzelfamilie
woont de rug toekeert, wordt hij (afgezien van de tovermantel) een doorsnee
schooljongen. Hoogtepunten zijn vakanties, voetbalmatchen, examens en uitstapjes,
net als bij elke schooljongen in kinderboeken. De voetbalmatchen zijn in
dit geval dan wel Zwerkbalwedstrijden op bezemstelen en uitstapjes gaan
naar Zweinsveld, een kruising tussen luilekkerland en een pretpark.
Echt
genietbaar is Harry Potter wel op de momenten waarop tovenaars hun
intrede doen in de gewone (lees: saaie) mensenwereld. Dan komt een aangename
en originele dubbelheid naar boven die tot nadenken stemt. Mensen, of Dreuzels
dus, blijken meelijwekkend en kortzichtig en hebben niet de prettige macht
om de dingen àchter de schijn te zien. Tovenaars wel, die hebben
daar een extra zintuig voor.
De
gevangene van Azkaban is nogal barok geschreven. Rowling schuwt geen
beschrijvingen, nevenverhaaltjes, terloopse dialogen of blootgelegde hersenspinsels.
Ze voert voortdurend nieuwe begrippen in, altijd weer nieuwe bizarre benamingen
voor bezemstelen en toverdranken. De lezer wordt ondergedompeld in de tovenaarswereld,
en zwemmen gaat vanzelf. Op den duur hoef je niet meer na te denken over
wat de toverspreuken 'dissendium' of 'lumos' ook alweer betekenen, wie
of wat Scheurbek of Griffoendor is.
Maar
J.K.Rowling slaagt er niet altijd in de aandacht vast te houden. Ze kent
de kunst van het schrappen niet, zo blijkt. Banale ruzietjes worden al
te zeer uitgesponnen, beschrijvingen duren net iets te lang. Vaak breit
de schrijfster nutteloze stukjes aan haar verhaal, die de handeling doen
stilstaan. Er spreekt dan wel schrijfplezier uit, maar het resultaat is
overdaad: te veel woorden, te veel sfeer.
"Hun
op één na laatste examen, op donderdagochtend, was Verweer
tegen de Zwarte Kunsten. Professor Lupos had een heel ongebruikelijk examen
samengesteld: een soort hindernisbaan in de open lucht. Ze moesten een
ondiepe poel oversteken waar een Wierling in huisde, een reeks kuilen vol
Roodkopjes passeren, door een stuk moeras ploeteren en de misleidende aanwijzingen
van een Zompelaar negeren en tenslotte in een oude hutkoffer klimmen om
de strijd aan te binden met een nieuwe Boeman." En zo gaat het nog een
tijdje door. J.K.Rowling beschikt over een uitgebreide kennis van tovenarij
en hekserij, magische verschijningen en fabelachtige wezens. Ze gebruikt
het volledig arsenaal en dat is te veel.
De boeken van Harry Potter hebben alles om succes te hebben bij kinderen:
spanning, gruwel, humor, herkenbaarheid. Kinderen vinden de vreemde benamingen,
de glazen bollen, de onzichtbare kaart en andere pure verzinsels heerlijk.
En tegelijk herkennen ze zich er zo goed in. Want Harry is dan wel een
tovenaar, J.K.Rowling doet alsof dat vanzelfsprekend is. Ze pakt niet uit
met de bijzonderheid van haar verzinsels, maar legt ze je een voor een
gewoon voor, als vaststaande feiten. Dat maakt Harry Potter op z'n
minst fascinerend. Rowling gaat ver in haar fantasie, en alles klopt als
een bus. Ze verliest geen detail uit het oog. Lezers verliezen zich erin,
laten zich er graag door meeslepen. Die bedwelmende werking is op zich
al een fenomeen.
Harry
Potter en de gevangene van Azkaban is net als de vorige afleveringen
lekker spannend - zij het alleen dankzij de rondsluipende duivel die Harry
elk moment in zijn nekvel kan pakken. Het kwaad dat de tovenaarswereld
overheerst is pikzwart en loodzwaar, en kinderen worden niet gespaard.
Rowling zorgt voor rechtopstaande nekhaartjes als Harry Zwarts ontmoet,
zijn aartsvijand, de veronderstelde moordenaar van zijn ouders. Griezelen
doet lezen: de gemakkelijkste manier om de aandacht van een kind vast te
houden.
Harry Potter slaat niet alleen bij kinderen aan. Op de Engelstalige
markt verscheen een editie voor volwassenen die zich schamen dat ze kinderboeken
lezen, een uitgave die er aan de buitenkant ernstig uitziet. Harry Potter
is niet moeilijk: voor volwassenen is het pure ontspanning, een beetje
zoals een strip of een detectiveverhaal. En waarom ook niet? Waarom zouden
grote mensen zich niet ontspannen met een boek waarin de fantasie hoogtij
viert? Alleen is er iets waar ik het (als een van die groot geworden lezers)
moeilijk mee heb. J.K.Rowling tovert om de haverklap deus ex machina
gewijs van alles te voorschijn.
Natuurlijk
kan alles in de tovenaarswereld. Telefoon is er bijvoorbeeld niet nodig,
want er zijn postuilen die veel sneller en accurater zijn. Lichtknopjes
zijn ook al overbodig, want als je 'lumos' zegt met een toverstok in de
hand gaat het licht ook in het donkerste bos aan. Je kunt er geen bezwaar
tegen hebben dat Harry Potter een tovenaar is. Maar Rowling goochelt wel
zeer kwistig met plots opduikende toverbomen, roet in het eten strooiende
Dementors en uit de mouw geschudde toverkaarten,. er komt geen eind aan.
Harry
Potter en de gevangene van Azkaban eindigt zelfs met een wel heel zware
tovertruc: de tijd wordt teruggedraaid. Dat kan met een Tijdverdrijver,
een gouden zandloper die je enkele uren terug in de tijd stuurt. J.K.Rowling
maakt er geen punt van, het gebeurt allemaal zo bij Harry Potter. Maar
ik vind het te ver gaan. Ik geloof er op den duur helemaal niets meer van.
En wat erger is: ze had ook hele andere dingen kunnen toveren, het heeft
allemaal iets volstrekt willekeurig. Als niet duidelijk meer is waarom
gebeurt wat gebeurt - dat overleeft geen enkel verhaal.