Komt
het ook omdat uw kinderen nu wolwassen zijn? Uw dochter Marit, een beroemde
tekenares, ontwierp in Stockholm Junibacken, het museum voor Astrid Lindgren.
"Dat
klinkt me iets te verstandelijk, alsof het om een bewust proces gaat, terwijl
het voor een groot deel toch onbewust is. Je moederrol houdt trouwens niet
op omdat je kinderen volwassen zijn. Niet voor niets ben ik hier in Bergen
komen wonen, om een beetje afstand te hebben. Ouder worden is loslaten,
je kinderen, je ouders en ten slotte moet je alles loslaten.
"Hier
in Bergen ben ik helemaal opnieuw begonnen. Daarvoor woonde ik een tijdje
in Bloemendaal, waar ik opgegroeid ben en waar mijn vijf herinneringsboeken
zich afspelen. Op den duur kreeg ik daat zoiets van: wat doe ik hier nog
langer? Weer langs dat stadhuis, weer langs die school waar ik ald kind
heb gespeeld: het was net alsof ik onder een stolp leefde. Dan liep ik
wel eens door het dorp met een oude schoolvriend en dan stonden wij als
bijna-zestigers op te sommen hoe de winkels werkelijk waren. 'Daar heb
je Voorwalt Foto, daar heb je Van Riesen, daar heb je Vernout,' wezen we
elkaar. Alsof we wilden zeggen: dat is het echte leven en dat van nu is
alleen maar surrogaat. Vandaar dat ik er niet opnieuw kon aarden. De periode
daar was eigenlijk meer een confrontatie met het verleden. Maar nu wil
ik weer echt wortel gaan schieten en dat kan hier in Bergen. Het is een
dorp waar veel kunstenaars wonen en dat is inspirerend. Het heeft iets
heel ouderwets en teglijk doet het ook vertrouwd aan, al weet ik niet hoe.
De
jury omschreef
Jubeltenen als een 'moderne parel van onvervalste
miniatuurkunst'. Bij u zijn er geen geheime bondgenootschappen, geen vuurspuwende
monsters, alleen ogenschijnlijk banale voorvalletjes, emoties en overpeinzingen
waarop u met een vergrootglas inzoomt.
"Ik heb een hekele
aan trucjes, tovenarij en tijdmachines. Ik houd ervan, en nu meer en meer,
om tot de essentie te komen. Vandaar die ingedikte hoofdstukjes: ze hebben
elk maar één onderwerp en daar kun je nog wat over doordenken.
Ik heb nooit echt dikke boeken geschreven, maar het klopt dat ik steeds
geconcentreerder ben gaan werken. Overtollige woorden worden geschrapt.
Het is een gebruikelijke ontwikkeling - vergelijk de barok van zijn jeugd
met de ongelooflijke eenvoud van de oudere Bergman - maar je moet het ook
een beetje durven. Het kan ook dat je dingen verhult door mooie woorden
te gebruiken. Je moet ervan overtuigd zijn dat je iets te zeggen hebt.
"In
de periode waarin de jeugdherinneringen bij mij rijpten, vertaalde ik een
aantal boeken van de Zweedse schrijver Torgny Lindgren. Die man schrijft
uiterst compact. Hij slaat alles op in zijn hoofd, denkt zijn boek helemaal
uit en schrijft het dan pas op. In interviews zegt hij: je kunt je toch
niet permitteren om overtollige troep in je hoofd op te slaan? Het feit
dat ik zo intens met die teksten bezig ben geweest, voedde mijn behoefte
aan bondigheid. Ik vind het eerlijk gezegd ook een beetje aanmatigend om
hele dikke boeken te schrijven. Voor mezelf dan. Ik lees ze ook zelden
of nooit.
"Een
tijd geleden had ik nogal wat contact met de helaas overleden schrijver
Gerhard Durlacher en wij hadden het vaak over het belang van dunne boeken.
Gerhard was allergisch voor schrijvers van dikke boeken. Een keer vroeg
ik hem voor de grap of hij De ontdekking van de hemel van Mulish
had gelezen. 'Op pagina 58 staat onderaan een heel mooie zin, die heeft
mijn vrouw me voorgelezen,' antwoordde hij."
Komt er een vervolg
op Jubeltenen?
"Het
vraagt erom, toch? Daar ging het om, dat in Jubeltenen niet onthuld
wordt wie wint, maar het is natuurlijk erg leuk om uiteindelijk toch te
weten te komen wie de eerste prijs krijgt. Daar begint het volgende boek
mee.
"Na
Jubeltenen
heb ik twee jaar niet geschreven. Ik had het gevoel of ik mij met dat boek
had leeggeschreven, dat het even helemaal op was. Alles van mezelf had
ik erin gestopt, ook voor mij heel cruciale dingen: dat ik niet alleen
kritiek had op mijn stiefmoeder, maar ook op mijn vader, die ik beschuldig
van te grote solidariteit met haar en niet met mij. Ik ben nooit zijn nummer
één. Het gaat altijd via haar: papa is gelukkig als moeder
en Rita goed opschieten. Het kostte me erg veel moeite om dat op te schrijven.
Dat ik me dan voorstel dat ik die prijs krijg en dat papa moeder troost:
dat was afschuwelijk om op papier te zetten. Ik zat te huilen terwijk ik
het opschreef, maar ik dacht: ik doe het toch. Ik wil dit een keer zeggen.
Het gaat niet alleen over een boze stiefmoeder, mijn vader heeft me ook
laten stikken. Achteraf realiseer je je wel dat die stiefmoeder ook maar
een mens was met problemen en een voorgeschiedenis. Je wilt proberen
alles een beetje in een groter perspectief te plaatsen zonder het kind
dat je was te verloochenen.
"Mijn
echte moeder is 88 en ik heb regelmatig contact met haar. Dat ik beschreef
dat ze bij ons wegging, was heel moeilijk. Ik heb heel lang geaarzeld om
het publiceren, omdat ik wist: dit is geen fictie, iedereen heeft hier
zijn eigen naam. Daar ging het om en dat was ook heel belangrijk voor mij,
dat ik dat nu eens precies helder kreeg. Als ik er iets aan veranderd had,
had het niet gewerkt. Voor mijn gevoel is ieder lettertje werkelijkheid,
en ik weet nog hoe blij ik was toen oudere familieleden tegen me zeiden:
zo was het precies.
"In
Jubeltenen
is al wat fictie binnengeslopen. In het volgende boek is de werkelikheid
minder concreet aanwezig. Alsof ik, dadat ik alles zo waarheidsgetrouw
had opgeschreven, plots meer ruimte kreeg. Er zijn nog altijd sterke autobiografische
elemeneten, maar het begint uit te dijen. Daardoor wordt het tegelijkertijd
ook essentiëler. Ik weet nog niet of die reeks jeugdherinneringen
doorgaat. Ik voel wel dat er nog van alles zit, maar ik vind het ook belangrijk
om dat niet precies te weten."