Mededogen
voor het leven zelf
Meesterlijk
en beklemmend: Bart Moeyaert. 'Het is de liefde die we niet begrijpen'
"Axel
zegt altijd dat wie goed kan tekenen twee kwaliteiten tegelijk heeft. Goede
tekenaars kijken goed en zien meer." Dat, en nog vijfennegentig pagina's
meer, laat Bart Moeyaert in zijn nieuwe roman een jong meisje vertellen
over haar oudere broer. Wie goed kan schrijven, doet nog meer: goed horen,
luisteren, proeven en voelen om die geuren, smaken, geluiden, beelden en
gevoelens in zuinige woorden te laten vermoeden. Zoiets doet Bart Moeyaert
in Het is de liefde die we niet begrijpen.
In drie verhalen die samen een roman vormen, doet een
meisje tussen kind en vrouw een intrigerend relaas over drie episodes
uit het leven van haar familie. Het eerste, 'Het einde van Bordzek verteld
door mezelf die erbij was', gaat over de aftocht van de Poolse Bordzek,
de zoveelste minnaar van de moeder. In een overvolle auto is het gezin
op weg naar Bonnie, de oudste zus: moeder, het ziekelijke, stille zusje
Edie, broer Axel aan het stuur, de slapende Bordzek met zijn stinkende
hond, en de vertelster. De hitte is ondraaglijk. Ze komt "als warme pap"
door de raampjes van de benauwende auto naar binnen, waar de spanning en
de beklemming stilaan al even ondraaglijk worden. Tot Axel de wagen stopt
en er een fikse ruzie volgt, met handtastelijkheden, tussen moeder en zoon
over wie zich met wiens leven te bemoeien heeft. Van op een afstand volgt
het meisje met kleine Edie ademloos wat zich bij de auto afspeelt. De lezer
ziet wat zij ziet: twee boze en tegelijkertijd miserabele mensen, met vuisten,
soms naast, soms tegenover elkaar; een forse, slaperige Pool met bakkebaarden,
het voorwerp van de onenigheid, die "als een zak met uien" uit de auto
rolt. Het uitzicht wordt belemmerd door het hoge koren en alleen de geluiden
blijven over: de zingende en of gierende motor van de auto, geschreeuw
en ruziënde stemmen, piepende banden. "Iets in de lucht is stil als
wij. Iets wacht op meer. Iets wat groot is als een ballon, iets wat wacht
tot het knapt. Er mag geen lucht meer bij." Zinderende hitte, geuren van
zweet, haargel en bloed, een droge mond zonder stem, het geel van het koren
en de auto en de blauwe lucht daarboven, het rood van veel bloed... En
dan knapt het eindelijk. Raadselachtige hints als: "Sommige moeders zijn
doof en blind", "Wij zijn ook erg op hem (Axel) gesteld, welke geluiden
we 's nachts ook van hem horen", of het vreemde spelletje van Edie en het
meisje: "We weten van niets. Zeven keer." gaan ergens op slaan. Bordzek
moet weg. Hij is te veel in het gezin. "Het huis kraakt" sinds hij er is.
De grote vermoedens over een woekerende oorlog tussen moeder en zoon, met
Bordzek als inzet, worden uitgespuugd, samen met de onverteerde bonen van
kleine Edie. Iedereen wist van de nachtelijke bezoeken van Bordzek aan
Axel. De nauwelijks uitgesproken waarheid is verpletterend en bevrijdend
tegelijk. De autorit gaat verder, naar Bonnie, die alles weet.
Het tweede verhaal, 'De komst van Bootsman', speelt zich
een jaar later af, in en om het huis, in koude, regen en wind. Het meisje
brengt weer verslag uit. Haar overleden grootmoeder, "de moeder van mijn
moeder", laat het gezin wat geld en spullen en een man na. Het plotselinge
nieuws over de komst van Skip de Bootsman zorgt voor hooggespannen verwachtingen:
misschien daagt er dan toch nog "een vader die deugt" op. Moeder laat zich
minder enthousiast uit ("Van hem heb ik nog nooit gehoord, en van haar
heb ik alleen maar last gehad"), maar hoopt tegen beter weten in. Door
de gezellige drukte van de voorbereidselen - schoonmaken, koken, versieren
- voelt het meisje zich "plotseling bijna gelukkig". In haar verbeelding
ziet ze een man "met los geld in zijn zakken" en met bakkebaarden die hem
geweldig staan, die met de mooiste stem van de wereld in volzinnen spreekt.
Na een lacherige wandeling naar het station, door de striemende regen -
moeder en dochter een zeldzame keer als twee vriendinnen - komt de ontnuchterende
realiteit. De gedroomde zeeman is een oude, magere man in een rolstoel,
die onverstaanbaar voor zich uit zit te mummelen en daarbij "met zijn handen
kneedt alsof er brood in de lucht hangt". Bart Moeyaert speelt hier meesterlijk
met haast onmerkbaar omslaande stemmingen en emoties. De bittere ontgoocheling
van de moeder ontdooit langzaam bij de gezellige verwachting van de kinderen
en het obstinate geloof van het meisje in de armzalige "geluksbrenger"
met de "rust van een man die niks wil".
In 'Wat doen ze daar in Charlestown', de derde episode
in het boek, is broer Axel na alweer een conflict met een minnaar van zijn
moeder, het huis uit gegaan. Hij woont in Charlestown met zijn vriend Mortimer.
Het is zwoel en avond. Bart Moeyaert laat Axel over de schouders van het
vertellende meisje mee kijken, denken en voelen. Een slimme ingreep die
veel duidelijk maakt over het oeverloze gemis dat het vertrek van haar
- meer dan gewoon - geliefde broer voor het meisje betekent. Door Axel
op de achtergrond, voor anderen onzichtbaar, lijfelijk én in gedachten
aanwezig te laten zijn, wordt zijn desertie vergoelijkt en worden de wrange
gevoelens over zijn homofiele relatie met Mortimer voor de vertelster verteerbaar.
De surrealistische slotscène van het boek is magistraal. Kleine
Edie zit in de dakgoot voor vuurtoren te spelen. De slome oude hond van
Bootsman, die gewoonlijk als een stuk verdriet voor de deur ligt, komt
moeizaam tot leven en huilt, heel even, hartverscheurend naar de maan.
Bonnie breit een sok. Bootsman zit tegen niemand te praten over de toren
die hij ooit bouwde en over wat een jongen in Charlestown moet. En het
meisje schrijft dat allemaal op in een brief voor haar verre broer.
Met dit boek heeft Bart Moeyaert de kille Vlaamse velden
en benauwde dorpen achter zich gelaten. In een setting die doet denken
aan Amerikaanse road-movies en aan Britse sociale drama's zet hij mensen
bij elkaar in een ingewikkeld web van relaties en gevoelens. Het is
de liefde die we niet begrijpen gaat over het heimwee dat nooit overgaat,
over het verlangen naar het geluk in een gore wereld, en vooral over de
liefde die in al haar gedaanten mensen gaande houdt. Op de prachtige cover
staat het meisje afgebeeld zonder gezicht, in een rode jurk en met een
rode appel in de vingers met roodgelakte nagels. Ze vertelt een verhaal:
ze observeert, registreert en tobt. Ze weet te veel dat ze niet kan bevatten,
een ouwelijk jong meisje. Ze belichaamt het mededogen: voor haar bittere
moeder die bij geen van haar mannen de liefde vond en geen liefde meer
overhoudt voor haar kinderen; voor haar knappe broer Axel die van haar
weggaat omwille van de liefde van een vriend; voor kleine Edie in zichzelf
opgesloten als een wit porseleinen engeltje; voor het leven zelf, dat weinig
geluk brengt, "maar het kan erger".
Zoals eerder al in Blote
handen en Wespennest laat Bart Moeyaert veel aan de aandachtige
lezer over. Woorden moeten gewikt en gewogen worden, geheimen zitten tussen
de regels, niets wordt helemaal uitgesproken. Moeyaert laat in filmische
beelden met een wisselend ritme en in flarden van dialogen dingen raden
of vermoeden. Ook in deze drie meesterlijk gecomponeerde verhalen slaagt
hij er weer in, als in een gothic novel van Carson McCullers, telkens een
eigen, beklemmende sfeer op te bouwen, die bij de lezer dagenlang blijft
hangen. Het is de liefde die we niet begrijpen is een erg mooi boek
voor wie een en ander echt wil begrijpen over het leven en de liefde, of
die lezer nu vijftien of vijfentachtig is.
Annemie
Leysen
Bart Moeyaert, Het
is de liefde die we niet begrijpen, Querido, Amsterdam.
Copyright
©
23 september 1999.