Een film in een boek en een boek als een film

Wespeneiland is het derde spannende jeugdthrillertje van de twee Nederlandse dames Abbing en Van Cleeff. Eerder schreven ze samen al het dagboekverhaal Struisvogelkoorts en De zwarte rugzak, in 1998 bekroond met een Zilveren Griffel.
Wespeneiland   In Wespeneiland zijn weer vier kinderen tussen elf en veertien jaar oud de hoofdrolspelers, en ook hier mochten ze het opnemen tegen het boosaardig gekonkel van een zootje doortrapte volwassenen. In een kort inleidend hoofdstuk wordt gesuggereerd hoe de jonge David en zijn ouders, biologen in Chili, in een auto-ongeval betrokken raken. Meteen krijgt de lezer een reeks onopgeloste vragen toegeschoven.
   Het verhaal gaat dan verder op het (Deense?) eiland Darskyl, een nogal desolate plek met een paar vakantiehuisjes, één enkele winkel, het vervallen hotel Atlantis, en een futuristische villa. Daar worden, zo blijkt, dieren getraind voor gebruik in reclamespots en filmstunts. Isa en Edith raken bevriend met Finn, een fervente vliegeroplater, en later ook met David.
   De jongelui krijgen bij toeval een geheimzinnige brief en een al even raadselachtige grijsblauwe steen met een inscriptie in handen. Filmregisseur Tony engageert het hele stel als figuranten voor een griezelfilm die hij op het eiland maakt. Speciaal daartoe getrainde wespen moeten daarbij voor de akelige speciale effecten zorgen. In Animaltech, waar de beesten worden afgericht, ontdekken ze de zieke David van wie in het eerste hoofdstuk sprake was. Met al die losse puzzelstukken in handen zullen de jonge helden de zaak moeten klaren.
   Abbing en Van Cleeff construeerden hun plot met grote zorgvuldigheid. Alle hints uit het begin van het boek krijgen een zinnige plek in het verhaal en houden de spanning gaande. Stukje bij beetje doorzien de jongeren alle machinaties en ontmaskeren ze de booswichten. Ten slotte blijkt hoe alles te maken heeft met een filmisch geënsceneerde vondst van de zogenaamde Chileense buidelvogel en, uiteraard, met het geld dat zo'n ontdekking kan opleveren.
   De jeugdige personages komen goed uit de verf. Vooral de twee meisjes, Isa en Edith, deinzen voor niets terug en lossen door hun ondernemende nieuwsgierigheid de hele zaak op. Ondanks hun onverschrokkenheid blijven ze van vlees en bloed. Grappig is bijvoorbeeld hoe Edith op cruciale momenten verwoed aan het uiteinde van haar vlechtje begint te sabbelen, of hoe ze in de naarste situaties een hinkelperk weet te ontwerpen. De filmcrew daarentegen, met de blitse regisseur Tony in zijn zilvergrijze regenjas en zijn opgeklopte taaltje, of met nukkige, nijdige Claudia als superster-met-kapsones, is wat al te voorspelbaar voorgesteld.
   Abbing en Van Cleeff schrijven zuinig en ter zake, wat het boek de nodige vaart geeft. De dialogen klinken vlot en geloofwaardig. De hele actie en de setting worden bijzonder filmisch beschreven. Net als de 'Pim Pandoer' - reeksen waar ik als kind nogal aan verslingerd was, geeft Wespeneiland kinderen waarschijnlijk dat triomfantelijke gevoel van herkenning: kinderen kunnen de wereld regeren door hun argeloosheid. Het boek heeft alles in huis voor een paar uren ongecompliceerd leesplezier.
Annemie Leysen
Abbing & Van Cleeff, Wespeneiland, Leopold.
 

TerugCopyright ©  De  Morgen                     30 juli 1999.