Wim,
Adri, Mart en de anderen
Misschien
weet ik hoe een mens goede kinderboeken moet maken. Maar daarbij regels
opstellen is mij te veel gevraagd? Wel meen ik vanuit dat weten zonder
regels te kunnen oordelen of bijvoorbeeld Wouter Klootwijk goede kinderboeken
kan bedenken en schrijven. Volmondig zeg ik dan: ja. En zei dat vroeger
ook al.
Maar
ik wil dat hier en nu eens even herhalen, omdat een dik nieuw boek (De
brug, de oom en Adri) drie eerder verschenen dunne boeken van Wouter
Klootwijk verzamelt, ik neem aan met het oog op de vakantie. Wouter Klootwijk
is gespecialiseerd in kindervriendschappen: meestal gaat het daarbij om
de jongens Wim en Adri en om het meisje Mart. In tweede instantie heeft
hij het over de wereld van de volwassenen met al zijn voor kinderen boeiende
of saaie gebruiken. En in derde, tussen de kinderen en de volwassenen in,
over de oom van Adri, een grapjas en liefhebber van levenspoëzie en
avonturen, die in een van de verhalen bijvoorbeeld in een bus woont en
die soepel door de moeilijkheden van het land loodst, zoals hij zichzelf
soepel door de moeilijkheden van het leven loodst.
Alles
wordt bij Wouter Klootwijk teruggebracht tot de eenvoudigste èn
sterkste formulering. Alsof hij dankzij het schrijven van kinderboeken
tot de eenvoud van helder en rechtlijnig kinderdenken is gekomen en daar
een taal van eenvoud heeft bij bedacht. Bijna tweehonderd bladzijden Wouter
Klootwijk, een mooi vakantiegewicht.
Daartegenover staat een boek dat eenvoudig wil zijn, maar je voelt het
willen en dat zou ik nu net niet willen voelen. Een bizar formaat, een
variatie op A-4, maar een stuk hoger. Nooit gezien voordien. Terwijl het
boek van Wouter Klootwijk al een echt leesboek is, is De Grote Beer
lees- èn kijkboek. Sprookjesachtig is die grote beer, die dus een
sterrenbeeld is, maar die, nadat hij zich losgerukt heeft uit de hemel
en op aarde is beland, de vorm aanneemt van een aardse beer, een
liefhebber dus van zalm en honing. En meteen na zijn verdwijning uit de
sterrenhemel loopt alles in het heelal fout en dat moet niet te lang duren,
tot het einde van het boek bijvoorbeeld. En als het einde goed is, is alles
goed.
In dit
uit het Frans vertaalde boek lijken tekst en tekeningen het resultaat van
gefantaseer van kinderen, teamwork, een kleine verzameling van invallen,
zowel op het gebied van het schrijfwerk als van het tekenwerk. En wie de
invallen dan schrijvender- en tekenenderwijs noteert, wil absoluut het
plotselinge en eenvoudige van de invallen bewaren en forceert zich een
beetje, vooral in de tekst. Het resultaat is dan wel niet zonder kwaliteiten,
maat ook niet zonder krampachtigheid. Wouter Klootwijk had kunnen helpen.
Dat had hij misschien ook bij De bolletjestrui, een werkstuk van
Peter Slabbynck en Klaas Verplancke. Zij werkten ook samen voor Het
neusje van Paulien, een boek dat intussen vertaald is en dat ik
vorig jaar - niet wild enthousiast - in deze rubriek besproken heb. Ik
meen mij te herinneren dat dat neusje van Paulien een beetje leed aan de
zucht naar originaliteit tot elke prijs, maar je hoopt dat ook schrijvers
soms iets bijleren. Dus ben ik nieuwsgierig beginnen te lezen. Het thema
van De bolletjestrui komt net op tijd, want de Ronde van Frankrijk
woedt en over het woeden van die ronde gaat ook dit boek.
Volgens
hoofdpersoontje Stijn is de bolletjestrui (bestemd voor de winnaar van
het bergklassement) een belangrijkere trui dan de gele. Stijn weet alles
van wielrennen en is er wild van en wil dat ook zijn vriendje Maarten er
wild van wordt, ofschoon die oorlogje spelen geweldiger vindt. Een boek
dus over hoe twee kleine jongens twee min of meer grote gebeurtenissen
beleven. Laat dit een mooi boek opleveren, hoop ik dan. Maar het levert
een boek op dat mij spijt.
Ja,
het spijt mij dat ik alweer moet ervaren hoe de zucht naar verve, vaart,
levendigheid, levensechtheid, humor, one-liners, radde conversaties, jeugdtaal,
originaliteit en wie weet wat nog meer een tekst van gemaaktheid oplevert,
knarsend in plaats van soepel, stotterend in plaats van vlot, overladen
in plaats van eenvoudig. Wel lust ik de tekeningen van Klaas Verplancke,
die vol humor zijn en zonder nadruk.
Ik heb
al meer kinder- en jeugdboeken over sporttakken mogen lezen en ben tot
nu toe nooit overtuigd geweest van hun kwaliteiten. De bolletjestrui
zal daar niets aan veranderen.
Overtuigd was ik wel a) van het bestaan van engelen en b) van het feit
dat daar ontroerend en grappig en zonder zucht naar wat dan ook over wordt
geschreven in Willis, een leesboek van Daan Remmert de Vries.
Er zijn
uitgevers die hun boeken voorzien van een paar trefwoorden die aangeven
welke thema's erin behandeld worden: angstgevoelens, gebrek aan aandacht
vanwege ouders, verlegenheid, pestgedrag op school, omgang met opa's en
oma's, enzovoort. Uitgever Leopold doet dat niet. Daardoor wordt al niet
meteen elke verrassing weggenomen, zodat je leest. En op lezen komt het
aan, zeker wanneer een boek zo goed is als Willis.
Bert
Van Molle
Wouter Klootwijk &
Philip Hopman, De brug, de oom en Adri, Leopold.
Carl Norac & Kitty Crowther, De Grote Beer, Querido.
Peter Slabbynck & Klaas Verplancke, De bolletjestrui, Davidsfonds/Infodok.
Daan Remmert de Vries, Willis (het doet er niet toe hoe), Leopold.
Copyright
©
9 juli 1999.