Goede
verhalen en niet duur
Ik
voel mij in een vrolijke venterstemming, vriendelijk roepend dat ik boeken
te koop heb, goede boeken, waarvan de kwaliteiten zo meteen zullen blijken.
Allereerst is er De Gruffalo. De Gruffalo is een beest uitgevonden
door de muis, waarmee ze de dieren die wel graag een hapje muis lusten
afdreigt. Maar dan blijkt die Gruffalo toch echt te bestaan en een dier
te zijn dat wel muis lust. Het komt er dan voor de muis op aan zich te
hoeden voor de eetlust van de Gruffalo. Hoe? Lees de Gruffalo. Lees hem
lekker hardop, want hij zit vol rijm, een rijm waarvan je niet eens merkt
dat het rijm is en dat is het enige goeie.
En van de Gruffalo over naar Sofie. Sofie zit in een zeer teer en wellicht
met weemoed geschreven boek van Imme Dros en Harrie Geelen (Zuurstok
is de mooiste kleur). Het is een huisje- en tuintjeboek, maar niet
een waarin huisje en tuintje benauwend zijn, klef, synoniem van verveling
en doffe burgerlijkheid. Nee, het huisje en het tuintje van Sofie zijn
warm en beschermend. Ook de mensen die er wonen. En oma die verderop woont.
Het
probleem met Sofie is dat ze uitblinkt in onhandigheid, die een twee drie
resulteert in kleine rampen. Ze stoot om, ze laat vallen, ze trapt op staarten
en tenen, dat soort dingen. En op de verjaardag van haar mama wil ze haar
zuurstok uit de servieskast halen en een twee drie tuimelt het hele servies
de vloer op en ligt aan diggelen. Wat doet iemand als Sofie? Iemand als
Sofie vlucht, stopt zich weg en wordt hartelijk teruggevonden.
Ik zei
het al: wellicht met weemoed geschreven. Wellicht iets dat ooit op tere
leeftijd echt is gebeurd en dat nu zijn weerslag vindt in een verhaal dat
slechts een fait divers is, maar verteld zoals de Hollandse schilders
uit de 17 de eeuw huistafereeltjes op doek konden vertellen, met oog voor
alle uiterlijke en innerlijke details.
Hannah is een ander meisje. Ze zit in een boek dat niet zoveel tekeningen
biedt als dat waar Sofie in zit (Tsjau, Hannah). Een ruimer boek
met veel meer gebeurtenissen en avonturen, geschreven zoals grotemensenboeken
worden geschreven. Er was al een boek over haar, Hannah, kom je dansen.
Ik herinner mij vooral de helderheid in dat eerste, dansende boek. En nu
reist Hannah naar Italië. Haar zieltje vol verdriet, want ze heeft
haar hond zien wegkwijnen. In Italië komt ze samen met haar ouders
terecht bij de nicht van haar papa en via die nicht bij een Italiaanse
meneer en via die meneer bij een Italiaanse hond, een schat van een beest.
Het
boek
zit vol kleine gebeurtenissen - je zou het een huisje- en tuintjeboek kunnen
noemen, geplaatst tegen een Romeinse achtergrond - maar achter al dat kleine
gebeuren trilt het verdriet om gemis en de enthousiaste hoop dat het kan
worden goedgemaakt. Kaat Vrancken vertelt duidelijk graag over Hanna, vindt
een allegro-vertelstijl, steekt het verhaal logisch en zonder ballast in
elkaar, zoekt geen effecten en wist toch een tegen lezen gekant kind zoals
mijn jongste zoon in de ban van haar verhaal te krijgen, het moest in één
ruk uit, zesennegentig volle bladzijden. En wat mijzelf betreft, na Hanna
zou zelfs het ondenkbare mogelijk worden, namelijk dat ik van een hond
ga houden. O, de kracht van vertellen!
Hans Manz heeft het over niets anders. Hij voert een opa en zijn kleindochter
Eva ten tonele in een uit Zwitserland komend boekje: En toen giechelde
de olifant. Het minste woord is bij die opa, na een verzoek van Eva,
aanleiding om een verhaal uit zijn mouw te schudden. En zo laat Hans Manz
een heel boekje lang zien hoe verhalen zich kunnen ontwikkelen, kunnen
worden gewijzigd, aangedikt, uitgerekt, ten einde gevoerd. Ietwat rommelig
dit boekje, ietwat gebrek aan spankracht. Maar wel vol verlangen naar de
verhalen die om alle dingen heen kunnen worden geweven.
Sofie, Hannah, Eva, niets dan meisjes. En hier is dan Jaap, helemaal alleen,
een vierkant kereltje, brutaal, want in een boekje dat heet Jaap deelt
klappen uit. Omdat Jaap om een of andere reden boos is, wordt hij tot
zijn kamer veroordeeld en molesteert daar eerst zijn tafel, dan een kussen,
dan het behang, dan een van zijn poppen, enfin, de hele kamer. Tot hij
uitgeraasd en moegemept neervalt en van het grote, witte plafond een lesje
in nederigheid krijgt.
Hoho,
als dit maar niet het zoveelste moraliserende werkstuk wordt, losgelaten
op onze al dan niet brutale kindertjes. Zo lijkt het wel. Maar handig,
erg handig, ontwijkt Edward van de Vendel deze klip der klippen. En legt
zich hard en kundig toe op het taalkundig overbrengen van de woede van
Jaap, zijn baldadigheid, zijn wraakgevoelens tegenover de dingen. Wat ook
in de tekeningen van Jan Jutte gebeurt: grove, zwart-witte, diklijnige
gevallen, je kunt aan de Simpsons denken, ook al zijn ze daar geen kopie
van.
En tot slot een zesde boekje, de klap op de vuurpijl, een juweeltje, een
geluk dat het er is: Meneer Hoedjes vangt een vis - zei ik niet
dat ik mij in de stemming van een venter voel, blij om de kwaliteit van
het aangebodene? De titel alleen al! En er zit een heel boek achter! Ach,
je kunt opmerken dat het verhaal niet helemaal van Koos Meinderts zelf
is, want het is gebaseerd op een sprookje van Grimm, maar Koos Meinderts
zorgt toch maar voor een poëtisch lichte toets, voor een onopvallende
humor, voor een sfeer van gelukzalige vanzelfsprekendheden. Meneer Hoedjes
vangt een vis is een feest van taal. Alsof het sprookje opnieuw wordt
uitgevonden en dus springlevend is, een voortdurend aangename kennismaking.
Kom gauw nog eens terug.
Bert
Van Molle
Julia Donaldson (Illustraties
Axel Scheffler), De Gruffalo, Lemniscaat.
Imme Dros (Illustraties Harrie Geelen), Zuurstok is de mooiste kleur,Querido.
Kaat Vrancken (Illustraties Thé Tjong-Khing), Tsjau, Hannah,
Querido.
Hans Manz (Illustraties Verena Ballhaus), En toen giechelde de
olifant, Querido.
Edward van de Vendel (Illustraties Jan Jutte), Jaap deelt klappen uit,
Querido.
Koos Meinderts (Illustraties Annette Henleg), Meneer Hoedjes vangt een
vis, Leopold.
Copyright
©
10 juni 1999.