Een
heelal vol schittering
Er zijn zo van die boeken
die door hun uiterlijk alleen al juichen dat ze absoluut apart en revolutionair
zijn en beter dan wat ook zijn, sla ze maar vol verwachting open. Dat deed
ik met Sara Fanelli's Op reis in Dromenland.
En meteen
zit je breedscherm, op twee bladzijden uitgesmeerd, in het zwarte
heelal vol schittering van sterren en suizen van kometen en slapend vliegende
slakkenhuizen en katten en bemande bedden en marsmannetjes en een stal
met een rare koe. Op de volgende bladzijden weet je dat je met een illustratrice
te maken hebt bij wie de horror vacui hoogtij viert: de ruimte van
het blad moet vol, nu eens in haar geheel, dan weer onderverdeeld in stripboekachtige
vakjes. De tekst zelf is nu eens gedrukt op een kromme, ouwe schrijfmachine,
dan weer in vette computerkarakters, dan weer met de hand geschreven.
Altijd ben ik geneigd experimenten met een goedkeurend oog te bekijken.
Maar vaak en ook hier weer moet je dan merken dat de frisheid die je van
experimenten verwacht slechts gedeeltelijk is en gewild en gemaakt. En
meestal beperkt tot de vorm. Ga je lezen dan merk je dat het moeilijk of
wellicht onmogelijk is om inhoud en stijl los te koppelen van al wat de
traditie ons heeft overgeleverd. Een voorbeeld: de herhaling die hier als
vertellend stijlmiddel wordt gebruikt is zo oud als de straat en als het
sprookje. Nog een voorbeeld: het nieuwsgierig makend lanceren van raadselachtige
uitspraken bij het begin van een verhaal is een ingreep die niets nieuws
onder de zon brengt. En ook geldt nog altijd dat overdaad schaadt. Van
een banaal verhaaltje kan zelfs het meest intense bombardement van illustraties
niet een boeiend verhaal maken.
Hoe
boeiend het experimenteel karakter van Op reis in Dromenland ook
is, wat mij betreft loopt het op een sisser af. En dat is spijtig.
Een zelfde soort commentaar wil ik kwijt over Tobi en de sterren
van Ron Langenus en Marijke Meersman. Ook de soms schitterende, vlekkerige
en romantische tekeningen van diepe stormende luchten en van krachtige
adelaars en hoge rotspartijen slagen er niet in het hinkende en soms warrige
verhaal van Ron Langenus tot een belevenis te maken. En dat is alweer spijtig.
Gelukkig is er Helme Heine en zijn verteltalent en zijn humor en zijn fantasie
en dat hij zo prachtig neushoorns tekent, dat je bijna denkt dat hij neushoorns
in zijn familie of vriendenkring moet hebben. Een kostelijk boek. Over
het harnas van kleine neushoorn Max, die zit opgescheept met een vader
streng en dikhuidig en die zich wel even wil schikken naar de eis om ook
streng en dikhuidig te worden. Maar streng en dikhuidig is toch niet alles
in het leven.
Sprekende
details: de neushoorn van Max is zo zacht dat hij buigt als er een vlinder
op gaat zitten. En tegen alle zachtheid binnenin Max kan wellicht een harnas
helpen. "Nu kan Max doen en laten wat hij wil. Hij gaat naar bed als hij
daar zin in heeft, wast zich niet meer met zeep, geeft brutale of helemaal
geen antwoorden meer."
En papa
neushoorn oogst wat hij heeft gezaaid.
Zo verteld
lijkt het een moraliserend boekje, maar het is spottend en ontroerend
en sprookjesachtig bijna: "Om te zwemmen trekt Max zijn ijzeren harnas
uit. Nu kan de prinses zijn hart zien."
Een
boek met een hart.
Bert
van Molle
Sara
Fanelli, Op reis in Dromenland, Querido.
Ron Langenus, Marijke Meersman,
Tobi en de sterren, Davidsfonds/Infodok.
Helme Heine, Het harnas van Max, Clavis.
Copyright
©
14 mei 1999.