Aanraders van Vlaams talent

Ik denk dat het liefde was

Kathleen Vereecken

Ik denk dat het liefde was

Vrijblijvende verhaaltjes zijn niet aan Kathleen Vereecken besteed. In haar eerste romans verkende ze indringend de sociale situatie in Vlaanderen aan het einde van de 19de eeuw en tijdens de jaren 1930. Lara en Rebecca focust op de slavenproblematiek in Louisiana en de Amerikaanse burgeroorlog. Haar nieuwe jongerenroman, Ik denk dat het liefde was, is alweer historisch geïnspireerd. Vereecken laat hier een imaginaire zoon van Jean-Jacques Rousseau aan het woord. Over zijn kindertijd in de Franse Morvan, waar hij als vondeling uit Parijs terechtkwam bij de norse voedster Annette en haar gezin. Dat miezerige baby Dieudonné in leven blijft, lijkt een wonder: "Ik was een geschenk, godbetert. Een godsgeschenk. Ooit zou ik erom kunnen lachen." Later wordt hij Leon gedoopt, sterk als een leeuw, een overlever. Dochter Méline van acht laat hem voelen wat liefde zou kunnen zijn. Na haar noodlottige dood, en een spoedcursus lezen en schrijven bij de plaatselijke onderwijzer vertrekt hij naar Parijs, in het spoor van de drijvende houtblokken die via de rivieren in de hoofdstad belanden. Hij komt terecht in de gore buurt van Les Halles en het armenkerkhof Les Innocents, waar hij algauw het echte leven en de liefde in al haar vormen ontdekt en ten slotte zijn onbekende ouders op het spoor komt. Vereecken tekent een fascinerend beeld van Frankrijk tijdens de 18de eeuw. Het plattelandse dorpsleven, het schrijnende contrast tussen de rijke, gepruikte en welriekende bourgeoisie en de stinkende underdogs in Parijs, de "verlichte" sfeer, de disputen tussen Voltaire en Rousseau, het wordt allemaal erg geloofwaardig en plastisch in het verhaal verweven. Nu en dan verliest de schrijfster zich in overbodige wijdlopigheid en lijkt ze even een paar aangezette verhaaldraden kwijt te raken. Maar met verteller en hoofdrolspeler Leon zet Vereecken een overtuigend personage neer. In een sobere no-nonsensestijl doet hij het relaas. Bang en onzeker, schamper en nuchter tegelijk observeert hij met zijn "gevaarlijke zigeunerogen" een verwarrende wereld en komt hij langzaam maar zeker los van de obsessies en trauma"s uit zijn kindertijd. De roman zit slim in elkaar. Elk deel wordt voorafgegaan door een citaat uit Emile, ou de l"éducation, het ophefmakende pedagogische boek van Rousseau uit 1762. Een handige ingreep, die de theorieën van een vader, die zijn vijf pasgeboren kinderen te vondeling gaf, ingenieus op de helling zet. De liefdeloze kindertijd van de antiheld heeft weinig van doen met uitspraken als deze: "Er is maar één goede manier om de onschuld van een kind te bewaren, dat is hem te omringen met mensen die hem respecteren en liefhebben." Op die manier schreef Vereecken met Ik denk dat het liefde was een heel eigen Emile. Op het eind schuift Leon het boek van zijn vader van zich af: "Ik was Emile niet. Ik was sterker. Ik wist het beter. (...) Het leven zelf had daarvoor gezorgd. Ik had mezelf opgevoed." Een boeiende roman, die een stuk geschiedenis in een verrassend perspectief zet.


Fluit zoals je bentEdward van de Vendel
Carll Cneut (ill.)

Fluit zoals je bent

Beesten blijven een onuitputtelijke inspiratiebron voor dichters voor de jeugd. Kinderen zijn nu eenmaal gefascineerd door al wat vliegt, zwemt, klimt of kruipt. Voor de royaal uitgegeven en prachtig vormgegeven poëziebundel Fluit zoals je bent, het product van een unieke samenwerking tussen twee "betere" uitgeverijen, ging bloemlezer Edward van de Vendel op zoek naar de mooiste Nederlandstalige dierengedichten. Hij vond er een goeie honderd, van bekende en minder bekende dichters, van vroeger en nu, van heel toegankelijk tot hermetisch, van luchtig tot een tikkeltje nostalgisch. Van de Vendel koos niet voor de meest voor de hand liggende of intussen – wegens al vaker gebloemleesd - wat belegen gedichten. En dat maakt de selectie erg boeiend. Annie M.G. Schmidt, Karel Eykman, Remco Ekkers en Rudy Kousbroek, dierendichter bij uitstek, zijn ruim vertegenwoordigd met grappige of verstilde poëzie. De drie geselecteerde verzen van Gerard B. Berends zijn verrassend geestig. Kees Spiering raakt in zijn ontroerende gedichten op zijn manier geïnspireerd door zwanen, een hert, een hond of een paard. Er werd - meestal toch - resoluut gekozen voor literair interessante poëzie voor alle leeftijden. En dat is goed nieuws. De bundel werd in negen afdelingen opgedeeld, telkens met een citaat uit een van de gedichten als titel. Duidelijke thematische verbanden zijn er niet.
Carll Cneut leverde met zijn sublieme illustraties alweer een meesterstuk af. Op de cover trekt meteen een bonte beestenstoet voorbij, die de lezer charmant het boek binnen leidt. De tekeningen zijn soms gewoon illustratief, maar voegen even vaak iets toe aan de bijbehorende gedichten. Bij "Het hoogste blaadje" van Leendert Witvliet, bijvoorbeeld, spreekt de geniepig glunderende vos in de kruin van een omgekeerde boom boekdelen. Een geniale vondst! Prachtig ook is de prent bij "Merel 2" van Johanna Kruit. Wie goed kijkt, ziet meer! Cneut laat stiekem een eigen, vaak grappige, poëtische interpretatie vermoeden. Bij "Doodziek katje" van Karel Eykman, een gedicht over een stervende poes, geeft hij het beestje in pyjama alvast een suggestie van vleugeltjes mee. Zoals wel vaker in zijn werk, halen de vrij starre gezichten hun expressiviteit uit de houdingen, de opvallende compositie en het kleurgebruik. Ook de Italiaans aandoende huizen, een van de trademarks van de illustrator, worden hier functioneel ingezet. Prachtig zijn de prenten waarop beestenkoppen uit de vele ramen piepen. Bij "Dierentuin" van Willem Wilmink is het gebrek aan levensruimte in de zoo op die manier wel heel voelbaar. De "vleerhondjes" uit het gelijknamige gedicht van Annie M.G. Schmidt worden op een grof geborstelde grijzige pagina subtiel gesuggereerd. Cneut stopte de beesten in kleurige mensenpakjes, perfect passend bij hun aard, en hij gaf ze onmiskenbaar menselijke trekjes en houdingen mee. Meteen vervaagt de grens tussen de soorten. Mens of beest, waar zit het verschil? Het maakt niet uit, in dit wonderlijke Carnaval des animaux.


 

Dichter bij de maan

Bettie Elias

Dichter bij de maan

Op een paar luchtige verhalen voor jonge kinderen en beginnende lezers na, hangt er nogal wat kommer en kwel in de boeken van Bettie Elias. Echtscheiding, dood, kindermishandeling, racisme, pestgedrag, ellende van vluchtelingen en kindsoldaten: het is misère troef. In haar nieuwe boeken komt Bettie Elias gedreven op voor de kinderrechten. Dat is niet anders in Dichter bij de maan, waarin ze meerdere thema"s combineert. Vik wordt door zijn oudere broer Alex opgesloten op een kaal en koud zolderkamertje en op gevangenisregime gezet: brood en water en een strikt uitgaansverbod. De school en een paar zondagse uren buitenshuis worden de enige mogelijkheden om te ontsnappen aan zijn trieste bestaan en aan de venijnige pesterijen van zijn broer. Vik ondergaat het allemaal lijdzaam: de honger, de emotionele verwaarlozing, de eenzaamheid en terreur. Dat het zijn schuld is, neemt hij er op de koop toe bij. Hij was ongewenst, en joeg na zijn geboorte zijn vader de deur uit. En daar kan zijn moeder niet mee leven. Met de maan in zijn zolderraam als enige gezelschap en met een trouwfoto van zijn ouders en de krant als inspiratie voor dagdromen over een ander leven, zit hij gelaten zijn straf uit. Tot hij op school een bijzondere vriend vindt, die hem langzaam doet inzien dat het ook anders kan...
Bettie Elias is erg populair bij het jonge lezerspubliek. Ze werd al vaker bekroond door de kinder- en jeugdjury en ze kreeg eerder, terecht overigens, vier Boekenwelpen van Boek.be. Doorgaans weet ze perfect, zonder tranerigheid, authentieke emoties over te brengen. Water van zout, bijvoorbeeld, over het rouwproces van een kleine jongen na de dood van zijn vader, is een mooi en pakkend verhaal, gedoseerd en vlot geschreven bovendien. Dichter bij de maan mag dan wel een schrijnend geromantiseerd verslag zijn van een realistische situatie, echt geloofwaardig komt het niet over. Het miserabilisme dat hier met eindeloze dialogen en beschouwingen wordt geëtaleerd, mist weleens de nodige suggestie en laat tegelijk te veel in het vage. Zo wordt Alex met zijn getreiter een irritant voorspelbaar personage van bordkarton, en blijft het raden naar een verklaring voor zijn schrikbewind. Zusje Ellen is met haar "giechelende" vriendinnen, haar obsessie voor nieuwe kleren en haar gehengel naar zakgeld een regelrecht clichéfiguur. Waarom ze het enge spel van haar broer meespeelt, wordt niet duidelijk. En hoe de zuchtende, onverschillige moeder van het rare gezin zomaar toekijkt op wat haar oudste zoon uitvoert, en dan plots, out of the blue, compleet omslaat, is evengoed een raadsel... Het obligate vriendinnetje aan het eind, mét bijbehorende kriebels in de buik, het obese ADHD-vriendje, de begrijpende meester en de onraad ruikende kruideniersvrouw: allemaal een beetje in hetzelfde bedje ziek. Jammer, want het was ongetwijfeld heel goed bedoeld.

Annemie Leysen

 

Kathleen Vereecken
Ik denk dat het liefde was

Lannoo , 244 p., € 13,95.
ISBN: 9789020984132
vanaf 14 jaar.

 



Edward van de Vendel
Carll Cneut (ill.)
Fluit zoals je bent

De Eenhoorn/Querido, 112 p., € 26,95.
ISBN: 9789058385727
vanaf 6 jaar.

 


Bettie Elias
Dichter bij de maan

Manteua , 218 p., € 14,95.
ISBN: 9789022323632
vanaf 12 jaar.

 

Copyright © De  Morgen   .::.  28 oktober 2009

 


TH Boekenbos - Besprekingen/boekbesprekingen/recencies van kinderboeken, jeugdboeken, poëzie


Valid CSS!