'En... de Jan kwam thuis, de Jan kwam thuis, de Jan kwam zat naar huis. En wa vond 'em op zijn kamerken, ne vremden hoed in huis...'
Ik zie nog mijn nonkel Jan, op een stoel, met de pint in de hand, de 'vremden' hoed op zijn kop en zingen maar. En iedereen zong mee. Als kind verkneukelde ik mij in het verhaal van de man die ietwat beschonken thuiskomt en daar zijn vrouw vindt, maar ook die hoed. Naarmate het lied de coupletten aan elkaar rijgt, blijkt het niet enkel over een hoed te gaan, maar ook over een jas, die een opneemdoek met knopen en een kous die een koffiezak blijkt te zijn. Tot uiteindelijk de hoed schijnt te horen bij een kindeke met een snorrebaard... Begrijpe wie begrijpe kan. De kinderoren hoorden één laag, volwassenen de hele lading en ze hadden er plezier in. Het ene liedje is al gewaagder of explicieter dan het andere. Een enkele keer lijkt het zelfs de gezongen onschuld zelve te zijn.
Wat is er 'vuil' aan het voor mijn oren wel zeer onschuldige 'Twee emmertjes water halen, twee emmertjes pompen'?
"Op het eerste gehoor is dit inderdaad een braaf kinderliedje, maar je moet niet alleen naar de naakte tekst kijken. Ook de reactie van de volwassen omstanders zegt veel. Te vaak en te lang moest je dit liedje niet zingen. Uit het eerste deel weten we al dat er jongens en meisjes in het spel zijn. Vooral het tweede deel zit vol beeldspraak. Die koning die door de plas rijdt. 'Van je rood, rood, rood rijdt de koning door de poort.' De beeldspraak laat toe om dit tweelagig, onschuldig of erotisch getint, te interpreteren. Het begint heel braaf, maar dan krijg je woorden en symboliek die er niet zo maar toevallig in die combinatie staan.
"Dat decoderen vind ik wel prettig. Het is een spel en de metaforen zijn eindeloos. Er is een wezenlijk verschil tussen deze liedjes en de platte liederen die je hoort op cantussen. Het is de gelaagdheid die het doet. Als kind zing je de twee emmertjes zonder meer. Als puber heb je iets van 'ja, ja' en als volwassene knoop je het wel aan elkaar. Deze liedjes werden altijd in gezelschap gezongen en dan heb je het hele plaatje. Je krijgt er de mimiek, de accenten en de bewegingen en niet zelden ook de illustraties bovenop.
"Toen ik op de kleuterschool zat, had ik echt niet door wat er mis was met 'Rijen is plezant'. Zuster Rigoberta catalogiseerde het liedje bij de 'vuile manieren'. Er bleek dus meer aan de hand te zijn met het 'karreke zonder wielen'. Gezongen in combinatie met 'en hedde gij meubelen, en hedde gij huisgerief, dan kunde gij trouwen met uw lief' was het verhaal rond en gaf het karreke zijn geheimen al iets meer prijs. Het is net zoals met literatuur, waar je ook maar laag na laag in doordringt."
Waarom wilde u deze verzameling in een boek?
"Mijn laatste roman Kwaad bloed speelt in de jaren vijftig. Meisjes wisten toen op hun veertiende van niets en ze mochten ook niets. Veel kwamen ze destijds te weten via moppen en liedjes. Ik documenteerde mij over de liedjes. Via de organisatie Muziekmozaïek en het Muziekinstrumentenmuseum, waar Wim Bosmans volksliedjes onderzoekt, kwam ik bij Roger Hessel terecht. Die man is een ware encyclopedie op het vlak van het volkse lied. Hij leerde mij liederen kennen waar ik het bestaan niet van vermoedde. Sommige teksten zijn zo gebald dat ze in acht lijnen alles vertellen wat er te vertellen is. Neem nu de tekst van 'Ieder jongen moet het weten':
Ieder jongen moet het weten,
Dat een meisj' een roos bezit,
Die van binnen is gespleten,
Rondom rond met haar bezet.
Alle maanden moet ze bloeien.
Bloeit ze niet, dan is ze ziek.
Komt z' een jongen te besproeien,
Bloeit ze negen maanden niet.
"Toen Hessel dit zong, kreeg ik kippenvel. Hij vertelde mij over hoe hij dit op zijn tiende voor het eerst zong en prompt een draai om zijn oren kreeg!"
Wat was de betekenis van deze liedjes toen en nu?
"In een Vlaanderen met een zeer strakke door de kerk gestuurde moraal, moet er een grote behoefte geweest zijn om grenzen te bespelen en er af en toe eens over te glijden. De orale cultuur met het vertellen van sprookjes, het zingen van liederen vind je overal en in alle tijden. Het gesproken of gezongen woord is per definitie sterker, meer geladen, subversiever, minder pakbaar dan wat op papier stond. Je zong in groep en je kon lachen, ook al wist je in je jonge jaren niet helemaal goed waarmee. Er was de ontlading, de bevrijding in het zingen van wat niet echt mocht.
"Het verbloemende van de tekst is spannend. Maar de liedjes passen ook in de initiatie van jonge mensen. Vaak zit er een waarschuwing in. Het 'Pas op!' is nooit ver weg. De oudere generatie licht de jongere in en geeft ze beelden om datgene waarover niet wordt gesproken toch een taal te geven.
"Als antropologe heb ik dit ook gezien in andere culturen. Vrouwen stampen maïs en zingen hun liederen. Ik zag aan hun mimiek en samenzweerderig lachen dat wat ze zongen, pikant was. Ik voelde mij weer als een kind dat nog ingewijd moest worden in de erotische symboliek, die, hoe universeel ook, toch erg cultuurgebonden is.
"De stamper en de pot staan symbool voor het mannelijke en het vrouwelijke. Die verbondenheid van lichaamssymboliek met objecten uit het dagelijkse leven is alom aanwezig, ook in onze Vlaamse liedjes. Zing je van grendels en klinken, sloten en sleutels, violen en fluiten, rozen en pruimen, een vlieger, een vogel en een kooitje,... dan klikt er iets!
"De liedjes hebben in ieder geval een niet te onderschatten historisch-documentaire waarde. Ze geven een inkijk in hoe onze voorouders de lichamelijke liefde beleefden en bezongen. Maar dat betekent niet dat ik ze nu als gedateerd zie. Ze zijn nog altijd sexy, grappig en origineel.
"Jongeren van nu zien ook de waarde van het suggestieve en impliciete versus het expliciete. De suggestie is zoveel krachtiger en past beter bij het kwetsbare van een leeftijdsgroep die ondanks alle internetinformatie bepaalde dingen (nog) niet wil weten."
Ik kende nog amper negen van de 69 liedjes. Hoe groot is het gevaar dat ze voorgoed verloren gaan?
"De generatie die deze liedjes echt onder haar vel heeft zitten, is bijna weg. Onze leeftijdgenoten kennen nog een fractie ervan. De jongeren van nu zingen er nog een aantal in de jeugdbeweging, maar ze dreigen te verdwijnen, zeker de liederen met vele coupletten. Groepen zoals Laïs ontdekten hoe mooi die liedjes zijn. Jongere zangers zouden er iets moois en actueels mee kunnen doen.
"Er is nood aan een goeie documentaire. Een café chantantzanger als Karel Waeri of de marktzanger Tamboer zijn boeiende figuren, maar over hun leven en werk weet het grote publiek zogoed als niets. Ik heb in ieder geval een boek in mijn hoofd over die Karel Waeri. Daarnaast denk ik ook aan een nieuwe bloemlezing met prenten en beelden die destijds getoond werden bij het zingen van de liedjes. Alles werd immers voor de toehoorders aanschouwelijk gemaakt met rolprenten en vliegende blaadjes. Voor deze bundel zag ik van bij het begin de prenten van Gerda Dendooven voor me."
U maakte een boek over iets wat altijd gezongen werd. Waar is de cd?
"We hebben overwogen om een cd met een selectie van de liedjes bij het boek te voegen, maar om praktische redenen is dat niet gelukt. De muzikanten die ik sprak, hebben mij wel overtuigd om de muzieknotaties op te nemen en dit was zeer terecht. Wilfrid Moonen van 't Kliekske heeft ze speciaal voor dit boek uitgewerkt. Ze moeten immers gezongen worden, die liedjes.
"Maar je hebt een punt, want nu staat op papier wat altijd oraal was. Ik heb plezier beleefd aan de samenstelling van dit boek en ik zou zeer blij zijn, mochten we goesting krijgen om weer te gaan zingen. Want de liedjes werken nog altijd!"
Diane de Keyzer
Gerda Dendooven (ill.)
69 Vuile Vlaamse volkse liedjes,
tot lering en vermaak van jong en oud
Van Halewyck, Leuven, 248 p., € 17,50.
ISBN: 9789056178536
vanaf 13 jaar.