Was u een beetje uitgekeken op die piekerende einzelgängers, zoals Petrus, de verteller in Toen Faas niet thuiskwam, of Adam in Stekels?
"Ik deed gewoon even een stapje opzij, met die twee verhalen. Dat moet kunnen, toch? Je hoeft als auteur niet vastgepind te worden op een bepaalde stijl of een publiek. Het was voor mezelf ook een bijzondere ervaring, dat schrijven voor jongere kinderen. En eigenlijk was ik daar een beetje aan toe. Je dreigt er anders in te verdrinken, in die wat moeizame jongelui.
"Maandag heeft vleugels en Wolf zijn inderdaad twee eenvoudige en toegankelijke verhalen geworden. Het eerste bestond al. Ik had het al helemaal in mijn hoofd zitten. Het is een waar gebeurde geschiedenis van een meisje dat een verlaten ganzenei uitbroedt en een bijzondere vriendschap krijgt met het kuiken. Ze doopt het Maandag. Een verhaal met zo'n kinderlijk thema kun je natuurlijk niet voor dertienjarigen gaan opschrijven. En Wolf zit een beetje in dezelfde lijn. Een klein Hollands drama voor kinderen, vind ik dat. Ik heb er echt van genoten, van die twee boeken."
Schrijft u dan ook anders voor jongere kinderen?
"Dat indirecte, dat tussen de regels suggereren, wat ik in mijn andere boeken deed, dat heb ik moeten laten vallen. Dat begreep ik algauw toen ik ermee bezig was. Je moet het allemaal wat helderder opschrijven en je hebt meer dialogen nodig. Ik zat gewoon in het hoofd van dat meisje. Tot mijn verbazing lukte me dat meteen. Ik zag er meteen zo'n klein bangig meisje bij. Met Wolf ging het net zo."
U heeft het vaak over moeizame relaties tussen ouders en kinderen, en tussen broers en zussen. In uw nieuwe boeken zit dat wel makkelijker?
"Klaar woont alleen met haar vader, op een afgelegen boerderij. Een moeder is er niet. Ze is echt aan die vader gebakken. Meisjes trekken meestal heel erg naar de vader. En vaders vinden dat best leuk. Ze is ook wel een eenzaat, maar dat heeft hier met de situatie te maken. Dat levert een leuk soort personage op. Aan zo'n meisje valt veel meer te beleven dan aan een doorsnee kind dat goed omringd is. Zo'n eenzelvig kind is veel interessanter, boeiender. En die juf, ja, die heeft het natuurlijk op haar vader begrepen. En dat wordt dan wel bedreigend.
"Nene in Wolf is ook een echt vaderskind. Maar ze is dan weer stikjaloers op de hond van haar buurjongen, die met alle aandacht gaat lopen. En ze haat honden op de koop toe! Ikzelf ook, trouwens. Ik kan er niet van houden. Als die hond dan dreigt te verdrinken staat ze voor een dilemma en krijgt ze last van haar geweten. En dan stelt ze haar heldendaad. Wat er allemaal omgaat in zo'n kinderhoofd! Dat vind ik zo boeiend: die angsten, die verwarde gevoelens.
"Die twee verhalen heb ik ook bewust 'plattelands' gemaakt. Ik hou van dorpen en weiden. Jammer genoeg zijn die haast niet meer te vinden. Ik kom zelf ook van tussen de koeien, mijn lievelingsbeesten, trouwens. Eigenlijk begin ik voor al mijn boeken met het landschap."
Gewone gezinnen zijn wel erg zeldzaam in uw vorige boeken. Ziet u het gezinsleven zwart in?
"Als ik over gezinnen nadenk, dan zie ik echt niet meteen rozengeur en maneschijn. Er zijn best veel moeilijke jongens en meisjes op de wereld. Of ouders die niet bij ze passen. Dat soort moeilijke banden tussen kinderen en volwassenen houdt me bezig. Zo gaat het vaak, dat weet ik zeker. Ik ben natuurlijk niet het soort mens dat allerlei sociologische steekproeven gaat doen, in de aard van: in zoveel gezinnen op de duizend gaat het fout. Dat interesseert me niet. Maar ik heb wel genoeg ervaring en aanvoelingsvermogen om te weten dat het heel lastig kan zijn. Als je het nagaat heeft de hele literatuur het daarover, over onmogelijke relaties.
"Communicatie kan erg moeizaam verlopen. Ouders hebben natuurlijk altijd de overhand. Als je als kind of jongere over iets loopt te tobben, willen ze ook meteen weten wat er mis is. Alles moet vandaag meteen en uitgebreid worden besproken. Ik heb daar mijn twijfels bij, bij die hele cultuur van steeds maar samen over alles praten en overleggen. Dat lijkt me heel benauwend voor kinderen. Een kind moet toch autonoom kunnen zijn in zijn ziel! Ik ben zelf ook moeder. Mijn dochter en ik lijken totaal niet op elkaar. Dat is een enorme stimulans om elkaar meer te respecteren. Het wordt algauw klef als de ouder-kindrelatie te 'close' is. In echte vriendschap tussen de twee geloof ik niet. Zoals ik in Wolf en in Maandag heeft vleugels de vaders met hun dochters laat omgaan, dat is heel open, heel vertrouwelijk, maar zonder dat overwicht. Dan denk ik, ja zo, zo moet het!"
Grootouders doen het blijkbaar beter? Het overbruggen van generaties is wel een opvallend thema in uw boeken. In De ijzeren hemel bijvoorbeeld, en in Sterre en Joe?
"Dat is wel een van mijn favoriete thema's. Oudere mensen zijn belangrijk om generaties met elkaar te verbinden. Dan krijg je niet van die gescheiden werelden. Grootouders hebben ook niet zo'n beladen en verantwoordelijke relatie met hun kleinkinderen. Loor in De ijzeren hemel is dol op haar grootvader. Ik vind die man ook geweldig. Die zou ik heel graag eens ontmoeten. Hij is een beetje geïnspireerd op mijn eigen vader. Zo'n type die helemaal opgaat in z'n uitvindingen, die dingen kan maken, daar hou ik wel van. De oude Ploon in Sterre en Joe is dan weer een portret van mijn grootmoeder. Die vluchtte tijdens de Eerste Wereldoorlog uit Vlaanderen naar Nederland. Haar vader was paardendokter ergens in de Westhoek. Net als Ploon in het boek maakte ze mee hoe haar lievelingspaarden werden gevorderd en weggehaald. Aan die grootmoeder Martha heb ik als kind veel gehad. Ik had het gevoel dat ze me veel meer accepteerde dan mijn ouders. Ik liep een beetje verloren tussen al die broers. Zo'n jongensgezin, dat heeft wel invloed op je. Mijn grootmoeder was twintig toen ze in Nederland aankwam. De mensen verstonden haar niet. Ze bleef hardnekkig West-Vlaams spreken en ze bleef het steeds maar over 'die Hollanders' hebben. Ik mis haar nog altijd."
Toen Faas niet thuiskwam is een erg aangrijpend verhaal, dat ook door volwassenen graag wordt gelezen. Is het ook uw dierbaarste boek?
"Eigenlijk, wel, ja. Ik vind het zelf ook wel bijzonder. De Duitse vertaling, die onlangs verscheen, heeft me weer enorm ontroerd. Vreemd genoeg heeft het boek weinig weerklank gehad in Nederland. Daar kun je het binnenkort weer bij De Slegte vinden. Maar wel in goed gezelschap, naast alle betere Nederlandse jeugdschrijvers. Ik moet het hebben van mijn trouwe Vlaamse en Duitse achterban. Misschien lezen Vlaamse kinderen meer en beter? Of slaat het in Nederland niet aan omdat het geen typisch puberboek is? Tieners zijn toch ook gewoon maar mensen of kinderen. Die hoeven toch niet alleen maar boeken te lezen over specifieke tienerproblemen. Dat lijkt me zo'n onzin! Boeken die alleen uit actie en dialogen bestaan, kan ik niet lezen. Die klinken zo opgewonden. Ik word er gek van. Gepieker is veel interessanter. Wat ik in Toen Faas niet thuiskwam laat zien, is een episode uit een leven waarin iets mis dreigt te gaan. De moeder gaat dood, en de twee broers, Petrus en Faas, moeten samen met hun hulpeloze vader dat verlies verwerken. Petrus vertelt hoe dat gaat. En eenvoudig is het niet. Tussen zijn wat vreemde broer en zijn vader botert het niet. En Petrus draagt de hele verantwoordelijkheid. Het wordt hem te veel. Hij komt er zelf ook niet meer aan te pas. Om zichzelf te redden wil hij met geweld die broer en die vader aan elkaar plakken. En dat is niet simpel. Faas is anders. Hij trekt er aldoor vanonder, hij staat raar te kijken naar de dingen. Zulke mensen bestaan, toch? Stel je voor dat die er niet waren! Ik creëer niet graag vechtjasserige personages, die liggen me niet.
"Critici roepen dan meteen dat ik een boek over autisme heb geschreven. Dat slaat nergens op. Ik schrijf over kinderen die ingewikkeld zijn. Ik heb een hekel aan al die medische etiketten. Een eenling is hij wel, die Faas, zoals wel meer personages in mijn boeken. Ik hou van eenlingen, zelf ben ik ook zo iemand. Dan komen de beste dingen naar boven. Sociaal gesproken ben je natuurlijk helemaal fout. Maar dat kan me niks schelen. Ik ben daarom niet gestoord, hoor. Ik word gewoon graag met rust gelaten. Je kunt de ander nooit echt benaderen, denk ik. Dat is nu eenmaal de condition humaine. De een heeft daar meer last van dan de ander. Je put natuurlijk altijd uit je eigen ervaringen en je eigen levensgevoel voor je boeken. Dat is geen opzet. Het zit daar ergens in dat moeras en het komt dan weer naar boven. Zo werkt dat, vermoed ik."
Heeft u nooit overwogen om voor volwassenen te schrijven? Stof genoeg toch, vanuit uw bijzondere 'eenlingenbestaan'?
"Ja, hoe word je kinderboekenschrijver? Het gebeurt allemaal heel toevallig. Het eerste verhaal dat zich in mijn hoofd voltrok, had een twaalfjarige jongen als hoofdpersonage. Blijkbaar paste dat totaal niet in een volwassenenfonds. Dus werd Het plan-Stoffel in het jeugdfonds uitgegeven. Met die hele discussie wil ik liever niets te maken hebben, maar het blijft wel een feit dat er twee volkomen gescheiden kasten zijn. En dat vind ik ontzettend jammer. Ik kan zo een rist schrijvers noemen voor wie ik dat zonde vind, inclusief mezelf. Maar zo is het nou eenmaal. Die kloof blijft er."
Annemie Leysen
Querido, Amsterdam, 79 p., € 11,95.
vanaf 7 jaar.
Querido, Amsterdam, 94 p., € 12,50.
vanaf 9 jaar.