Martha
Heesen werd vorig jaar al bekroond voor haar prachtige roman Toen Faas niet
thuis kwam (Querido). Ze werd eerder ook genomineerd voor onder meer Sterre
en Joe, een hoogst origineel en goed gemaakt oorlogsverhaal, en haar naam
stond al vaker op de longlist. Heesen voert in haar boeken graag tobberige kinderen
en jongelui op, die moeizaam op hun eentje een weg zoeken tegen ingewikkelde
familietoestanden in. In De ijzeren hemel (Querido) doet ze dat voor
een keer een stuk luchtiger. Een artistieke opa die in zijn atelier, de ijzeren
hemel genaamd, de gekste dingen uitvindt en zijn kleindochter Loor vormen een
perfect team. Wanneer een nieuwe vrouw in opa's leven opduikt, die wel andere
ambities heeft met de man en zijn 'kunstwerken', doet koppige en venijnige Loor
alles om die plannen te verijdelen. Alleszins een geestig, pakkend, toegankelijk
en alweer goed geschreven verhaal, dat wel niet het niveau van vorige boeken
haalt.
Harm
de Jonge stond vroeger al op de erelijst met het erg mooie Jesse, ballewal-tsji
en met Vleugels voor Jorre. Dat de jury De peperdans van Panzibas
(Van Goor) nomineerde, heeft, vermoed ik, alles te maken met een aha-erlebnis
van in jeugdliteratuur onervaren juryleden met een 'Pietje Puk'-verleden, die,
zo stel ik het me voor, verrukt riepen hoe grappig, schattig en origineel kinderboekenschrijvers
toch wel uit de hoek kunnen komen. Dit quasi-filosofische dierenboekje laat
beesten aan de plas eindeloos en tot vervelens toe emmeren over leven en dood.
Tussendoor worden er, weinig subtiel overigens, wat maatschappijkritiek, wat
politiek correct gewouwel en metafysische onzin geserveerd. De humor is van
een ergerlijke meligheid, de knipogen naar de volwassen lezer zijn al even irritant
en de illustraties zien er vooroorlogs uit. Een povere en over-expliciete pastiche
van meester-vertellers Tellegen-Van Leeuwen-Biegel.
Eén
Vlaming maar, op het ereschavot: Paul Verrept met Het meisje de jongen de
rivier (Afijn), een intrigerend geschreven en getekend liefdesverhaal. Tien
korte scènes - sfeerbeelden of miniatuurtjes haast - vormen een etherisch
geheel. Een plot is er nauwelijks. De voortdurend ruisende zachte regen, het
licht van de maan, het bootje, de rivier en de liefde zijn de poëtische
constanten. Daaromheen weefde Verrept in zuinige, ingehouden woorden een associatief
opgebouwd verhaal, waarin Van Ostaijens gedicht 'Melopee' onmiskenbaar doorklinkt.
In dit prachtige prentenboek hangt een onwezenlijke sfeer: in de weidse landschappen,
de veelkleurige luchten, het kabbelende water en de verstilde, onaantastbare
figuren. Wat Verrept hier bedachtzaam schrijft en tekent, overstijgt elke logica,
en is dan ook minder toegankelijk voor jonge kinderen. De bekroning van een
prentenboek, een genre waarin Vlamingen steeds meer schitteren, zou in elk geval
een erkenning betekenen van het eigenzinnige werk van Paul Verrept en, onrechtstreeks
ook, van zijn grafische collega's. De Cultuurprijs 2004 voor Gerda Dendooven
was alvast een inspirerend precedent.
Als
geen ander bespeelt Joke van Leeuwen de Nederlandse taal in haar boeken, cabaretteksten
en gedichten. Zo geeft ze haar personages vaak een eigen, geestig idioom mee
en stopt ze haar versjes vol met virtuoze taalgrapjes. Met haar Nederlands-Vlaamse
achtergrond is ze bovendien goed thuis in de varianten van onze taal. In Waarom
een buitenboordmotor eenzaam is (Stichting Ons Erfdeel), "een boek
voor kinderen en andere mensen", geeft Joke van Leeuwen antwoorden op eenentwintig
taalvragen. Saai wordt het nooit, ook al heeft het boek alles te maken met het
ontstaan van de talen, klankverschuivingen, spellingregels, moeilijke vervoegingen,
rijmen, etymologie, synoniemen en spreekwoorden. Op haar eigen onnavolgbare
manier maakt Van Leeuwen al die toch wel wat schoolse en droge informatie licht
verteerbaar en boeiend. Dat doet ze door elk serieus gedocumenteerd exposé
meteen te relativeren met (taal)grappen en grollen, met een virtuoos versje
of met geestige illustraties en hilarische strips. Een boek buiten categorie,
bijna, en niet altijd even verrassend, maar zeker een valabele potentiële
winnaar.
In
Het boek van alle dingen (Querido) laat Guus Kuijer een man, negen jaar
oud in 1951, terugkijken op een claustrofobische kindertijd in een streng protestants
gezin, waarin angst en onredelijke bijbelvastheid het leven bepalen. Hij bouwt
in zijn boek heel zorgvuldig en tactisch een haast onhoudbare treurigheid en
onontkoombare beklemming op, die je als lezer niet onberoerd kunnen laten. Maar
er is, zoals steeds in Kuijers verhalen, ook de bevrijdende macht van de verbeelding,
die voor de nodige ademruimte zorgt. Kuijer vertelt met liefde en mededogen
voor zijn personages, over wat mensen bezighoudt, over hun sukkelgangetje door
het leven, over moeizame tederheid en eenzaam getob. Het boek van alle dingen
is een aangrijpend, nauwkeurig geschreven, slim gedoseerd en goed gecomponeerd
boek: een bijzonder literair avontuur, met een bevrijdende herkenbaarheid. Wat
mij betreft, de best denkbare uilenbestemming van deze editie !