Op
de vooravond van de opening zijn de kunstenaar zelf en Ary Langbroek nog druk
en enthousiast in de weer met kettinkjes en haakjes. Stichting Lezen vroeg Langbroek,
voormalig directeur van uitgeverij Querido én bezeten door al wat met
illustratiekunst en vormgeving te maken heeft, om deze overzichtstentoonstelling
op te zetten in het kader van de Jeugdboekenweek 2004. Erlbruch geeft meteen,
fluisterend haast, in zijn grappige Duits-Nederlands, uitleg bij de bizarre
kastjes vol prullaria, kriebelige tekeningen en foto's, die samen een reconstructie
vormen van zijn eigen atelier in Wuppertal. Toen hij twee was maakte hij al
een tekening met de ronde brilletjes van toen hij twee was, bijvoorbeeld. Erlbruch
draagt er zelf trouwens ook zo eentje en in haast elk boek zit er wel iemand
met zo'n ding op zijn neus. Het is inmiddels zijn trademark geworden. Tussen
een hoop potloden, krijtjes, penselen, scharen en oude lijmstiften, liggen ook
kleine stempels uit zeepsteen gesneden, waarvan de fascinerende afdrukken door
zijn boeken heen lopen. Je ziet ook veel herinneringen, aan zijn zoon Leonard
bijvoorbeeld, intussen ook een illustrator, en aan vrienden en bijzondere ontmoetingen.
In een apart kastje prijkt een speelgoedcollectie: prachtige, intrigerende speeltjes
die Erlbruch ooit voor Leonard maakte, zijn prenten in drie dimensies.
Wolf erlbruch (56) is een aardige man: geestig en minzaam
en ondanks talloze belangrijke bekroningen en onderscheidingen in binnen- en
buitenland, aandoenlijk bescheiden, schuchter haast. Met zijn heel eigen signatuur
en met zijn vernieuwende collagetechniek zette Erlbruch sinds de jaren tachtig
een heel nieuwe trend in de illustratiekunst die ook vandaag nog druk wordt
gekopieerd. Hij werd de grote inspirator en de leermeester van een hele generatie
van illustratoren. Ook in Vlaanderen is zijn invloed onmiskenbaar. Zijn personages
en achtergronden worden eerst getekend en ingekleurd om vervolgens uitgeknipt
en met eindeloos geduld op de pagina geassembleerd te worden tot de compositie
en de scenografie helemaal goed zitten. Lege vlakken zijn altijd betekenisvol
en vaak staan personages niet zomaar half op de bladzijde.
Voor
de tentoonstelling werd vooral werk geselecteerd dat hier nog niet of zeer recent
is uitgegeven. Zo zijn er de beroemde 'Kinderzimmerkalender' - in Duitsland
een begrip geworden - met verrassende tekeningen in steeds weer andere stijlen
en technieken.
Tegen grote grijze panelen hangen ook de illustraties uit
De Schepping, het prentenboek met het eigenzinnige scheppingsverhaal
van Bart Moeyaert, net nog bekroond met de Vlaamse Boekenleeuw én genomineerd
voor de Gouden Uil Jeugdliteratuurprijs. Geen gewone Schepper, deze God, maar
een geheimzinnig monkelende, ronde ouweheer, met de minzaamheid van zijn bedenker,
die prent na prent de wereld opvult en laat bestaan. "Een oude man wilde
ik tekenen", vertelt Wolf Erlbruch, "met water in zijn dikke voeten,
net als mijn moeder, een beetje sukkelig ook. Maar hij heeft wel heel lange
armen en grote handen meegekregen, want die heb je nodig als je wilt gaan scheppen,
natuurlijk. Ik zocht een bijzondere kleur voor die schepper en ook voor zijn
kleine tegenspeler. Van dat blauw-groene papier had ik toevallig nog twee vellen
in huis, en daar heb ik ze uit geknipt. Een mooie en bescheiden tussenkleur
vond ik dat, zacht diep tegelijk en perfect geschikt voor de abstractie die
ik met die twee personages wilde creëren."
Bart Moeyaert kreeg de vraag van het Nederlands Blazersensemble
om de originele Genesis-tekst in te lezen bij een opname van Haydns Schöpfung.
Hij zette dat verhaal liever naar zijn hand en bedacht een eigen interpretatie.
Uitgeverij Querido zag wel een prentenboek zitten in de hele onderneming. Voor
Bart Moeyaert was Wolf Erlbruch dé enige geschikte illustrator. "We
hebben duidelijk in dezelfde tuin gespeeld, zei Bart Moeyaert toen hij me vroeg
om zijn verhaal te illustreren. En eigenlijk hebben we wel een soort geestesverwantschap.
We kijken een beetje op dezelfde manier naar de wereld, vermoed ik. Ook de humor
van Moeyaert heeft de illustraties mee bepaald. En het ritme zat goed. Als ik
een tekst moet illustreren zeg ik die vele keren hardop om de melodie ervan
te voelen. Die inspireert me dan voor kleuren en vormen en zelfs voor de hele
structuur van het boek."
In De Schepping liet Erlbruch opvallend veel wit. In
vorige prentenboeken, zoals Tien groene haringen en zeker in Ik ruik
kindervlees (een wel zeer ongewoon en controversieel verhaal van de Franse
Valérie Dayre) is dat wel anders, met druk bezaaide achtergronden en
citaten uit het werk van onder meer Rousseau, Rafaël, Picasso, Velázquez.
"Je kunt het toch niet allemaal tekenen, al wat geschapen is. Je moet ook
niet al te veel gaan vertellen in de prenten. Dan laat je ook niets meer aan
de verbeelding over." In De Schepping wordt vooral de interactie
tussen de genereus scheppende God en een klein korzelig ventje met bolhoed prachtig
gesuggereerd. Die 'ik' moet zowat het Griekse koor voorstellen, de vox populi
als je wilt, die met zijn rug naar de rest, die hele scheppingsdrang met scepsis
en achterdocht bekijkt. Als God hem dan uiteindelijk een eigen plek geeft "tussen
de zon en de maan en de sterren en verste verte daarachter" draait hij
letterlijk bij. "Zelf ben ik niet gelovig", zegt Erlbruch, "maar
ik heb een mateloze bewondering voor de schepping, wie ze ook bedacht mag hebben.
De wereld blijft me inspireren. Het is allemaal een kwestie van kijken, veel
en goed om je heen kijken, want er is enorm veel te zien. Ik heb altijd veel
gekeken. Alles wat ik teken, elke voorstelling die ik maak, moet kloppen met
wat ik zelf heb gezien en dus ook ken. Als dat niet zo is, wordt het allemaal
kunstmatig. Ook voor mijn personages is dat zo. Ik ken ze stuk voor stuk heel
goed. Ik weet wie ze zijn. Mevrouw Meijer uit Mevrouw Meijer, de merel bestaat
echt. Ik hoorde haar verhaal, hoe ze een mereljong vond dat uit het nest was
gevallen, en hoe ze dat heeft gekoesterd en verzorgd. Haar man, Meneer Meijer,
is dan weer mijn eigen grootvader. Hij lijkt er fysiek heel sterk op. Een heel
aardige en speelse man was dat. Ik houd echt van mijn personages. Vooral Mevrouw
Meijer, denk ik, die is het echtst. Een mens moet een liefdevolle blik hebben
op de wereld. Dat is belangrijk. Cynisme is niet aan mij besteed. Dat lijkt
me eerder een teken van zwakte. Ik wil de lezers met mijn illustraties een soort
van spiegel voorhouden, waarin ze kunnen zien hoe merkwaardig ze wel zijn. Dan
kunnen ze ook even een stapje achteruit zetten en een en ander relativeren.
Voor zichzelf toegeven dat ze eigenlijk nogal zwak zijn, en niet perfect, en
dat dat niet eens erg is."
In
de wondere wereld van Wolf Erlbruch lopen nogal wat volwassenen rond: de op
het eerste gezicht enge kindervreetser, bijvoorbeeld, in Ik ruik mensenvlees,
een baldadig en robuust vrouwmens met een glazen oog en een onvriendelijke forse
kin. In het boek loopt ze haar kindervlees ruikende neus achterna, voortdurend
op zoek naar "een hummeltje voor de lunch". En ook de midlifecrisis
van Mevrouw Meijer lijkt niet meteen herkenbaar voor jonge kinderen? "Je
mag kinderen vooral niet onderschatten. Ze leven ook in deze wereld, en ze zien
hetzelfde als wij. Het verschil is dat ze nog niet alles hebben weggerationaliseerd
en dat ze met een open blik rondkijken. Ze begrijpen best wat er met Mevrouw
Meijer aan de hand is. Ze hebben toch ook moeders en oma's! En dat Mevrouw Meijer,
wanneer ze samen met haar merel door de lucht vliegt, meteen ook haar overdreven
angsten overstijgt, dat snappen ze ook wel. Kinderen moeten mijn boeken vrij
kunnen interpreteren en hun fantasie inschakelen. Kant-en-klare vertellinkjes
zijn zelden interessant, vind ik. Bovendien moet een kinderboek evengoed iets
betekenen voor volwassenen als voor kinderen."
Erlbruch heeft een bijzondere fascinatie voor papier: bladzijden
uit kasboeken, bijvoorbeeld, inspireren hem - het flauwe rood van het margelijntje,
het zwarte en het afgebleekte wit van het papier... In het prachtige boek La
grande question, een boek dat aan alle nieuwgeboren Franse baby's cadeau
wordt gedaan en waarvoor hij overigens net de grote Bologna Ragazzi Award kreeg,
staat zo'n bladzijde afgedrukt. Door zijn papierkeuze gunt erlbruch de lezer
een blik op zijn werkproces: bruinig pakpapier, bladen uit ouderwetse ruitjes-
en lijntjesschriften, gedrukte rekentabellen... hij weet het allemaal meesterlijk
in zijn illustraties te integreren. In de catalogus bij de tentoonstelling noemt
Jens Thiele hem "een tekenende moralist in een computergestuurde beeldwereld".
Toegegeven: zijn authentieke en virtuoze tekeningen zijn een verademing tussen
de flashy en glossy hoogstandjes waarmee sommige illustratoren vandaag het jonge
volkje willen lijmen.
"Ik ben niet echt een beroepsartiest, niet echt een vakman
in de kinderliteratuur. Als je de evolutie in mijn werk bekijkt, dan zie je
dat dat maar heel langzaam verandert, nooit met grote stappen tegelijk. Tekenen
is nu eenmaal mijn taal, mijn manier om te zeggen wat ik te zeggen heb."
De tentoonstelling 'In het begin was er niets. Een keuze uit het werk van Wolf Erlbruch 1950-2003' loopt tot 9 april, van maandag tot zaterdag van 9 tot 17 uur.
Cultuurcentrum, Dieplaan 2, 3600 Genk, tel: 089/30 93 12
http://www.genk.be
Wolf Erlbruch
Website