De
markt van de prentenboeken bloeit als nooit tevoren. Wat alle recent uitgegeven
boeken gemeen hebben, is de verzorgde uitgave. Er wordt geld tegenaan gegooid:
alles in vierkleurendruk, met harde omslag, dik glanzend papier. Veel oorspronkelijk
Nederlandstalig werk ook en een paar vertaalde prentenboeken van uitstekende
kwaliteit. Ik kan toveren, mammie van de Duitse Karoline Kehr is een
hoogvlieger, met de bijzondere techniek van getekende en geanimeerde figuurtjes
op een reële achtergrond. Het simpele verhaaltje van een jongen die wacht
op zijn moeder in het kapsalon en zich daarbij verveelt, loopt op een hilarische
manier uit de hand. Je bevindt je in een grappige, herkenbare en tegelijk
onderhuids schrijnende situatie die barst van humor en fijne details. Het
spel met spiegels en blikken is ronduit fenomenaal.
Toen
mama nog een braaf meisje was is een telg uit de goede traditie van stoute
kinderboeken. De tekst vertelt met een zeker cynisme dat mama als klein meisje
nooit wat mispeuterde, maar de prenten tonen het tegendeel.
Bij Clavis, de grootste prentenboekenleverancier, kwam Lolla,
het meisje met de handige voeten uit, een hoogst origineel verhaal met
uitbundige tekeningen over een meisje met handige grote voeten waarmee ze
snel kan zwemmen en aan de koekjes op de hoogste plank kan. Ze ontmoet een
gelijke: een jongen met een giraffenek. Op het eind gaan ze kussen, zij hoog
op haar tenen, hij met de hals gestrekt. Grappige vorm van verbeelding, knap
getekend met een bijzondere aandacht voor overdreven perspectief, wat wonderwel
aansluit bij het thema.
Er zijn enkele 'moeilijke' prentenboeken die kunstzinnig
aandoen, mooi zijn maar nauwelijks raken, noch door humor, noch door sentiment.
Zoals Schaduwen, een navertelde nachtmerrie, met angstaanjagende zwarte
schaduwen op geborsteld wit en blauw. Er is een te groot verschil in kwaliteit
tussen de diverse tekeningen. Qua tekst is de stijl nogal hoogdravend en afstandelijk,
met doorlopende zinnen zonder interpunctie. Schaduwen is te snel op
de markt gegooid: een aantal tekeningen is niet goed genoeg en in de tekst
mag geknipt worden.
Tekst is wel vaker het pijnpunt in prentenboeken. Zo doen
het banale verhaaltje en de ongeïnspireerde taal veel af aan de prettige
tekenstijl van Enzo, de rode wolf. Omgekeerd zet het sublieme speelse
taalgebruik van duizendpoot Daan Remmerts de Vries zijn prenten nog meer kracht
bij. Ridder
Prikneus is een allersimpelst verhaaltje over een jongen die zichzelf
een ridder waant, tot in het bad toe. Grappige situaties levert dat idee op,
en Daan Remmerts de Vries schrijft zoals hij tekent: met veel plezier en durf,
een beetje relschopperig, net als het hoofdpersonage Ridder Prikneus zelf.
Vanaf de eerste pagina al voel je dat je verwend zult worden als lezer en
ga je wat verzitten om alle indrukken te kunnen opvangen. "Door grille
wouden gaat-ie / ridder Prikneus de Fantast / Op jonkvrouw Floortje heeft-ie
/ heel de middag al gepast." De auteur gaar rijmend van start, als in
een klassiek ridderepos, en dat houdt hij vol tot op het eind, ook al moet
hij daarvoor hier en daar de taal geweld aan doen.
Humor is onmisbaar in prentenboeken. Tekst en/of tekeningen
moeten 'vermaken' op een verrassende manier. Heel subtiel gebeurt dat in De
roos van Geert de Kockere. Het idee is grappig en vertederend, de uitwerking
poëtisch. Die combinatie is geslaagd, en de rode vlekken aquarel in vele
variaties die rozen voorstellen, maken dit boekje tot een kleinood. 'Weinig',
maar dan in positieve zin. De stiltes zeggen veel, en nergens wordt deze parabel
met zowel bleke als jubelende rozen een melige liefdesgeschiedenis.
Bedenkelijk is de kwaliteit van En nu ga ik slapen
van de Franstalige Belg Geoffry Dussart, vorig jaar door Afijn in Vlaanderen
geïntroduceerd met Mijn snot en ik. Dat boekje over snottebellen
kon me toen ook al niet bekoren. En nu ga ik slapen gaat over een jongen
die kabaal maakt in zijn bed en door zijn vader terechtgewezen wordt. Het
boek eindigt voor er iets begonnen is, de prenten zijn niet inspirerend, en
de humor doet niet lachen.
Prentenboekjes hebben heel vaak slapengaan als thema. De
beddendans sluit zich daarbij aan, een kinderachtig boekje over kleintjes
die 's nachts naar het grote bed verhuizen en papa's slaapplaats inpikken.
Met tekeningen van Marjolein Pottie, die wel wat in haar mars heeft maar hier
op veilig speelt met lieve, stereotiepe snoetjes met sproetjes, doordeweekse
knuffelkinderen uit de boeken. Haar stijl komt erg dicht bij die van haar
collega Annemie Berebrouckx, die vooral met de peuterboekjes over Jules veel
succes heeft. Een
schat van een man van Berebrouckx is een meer omvattend werk over verlies.
Een 'sterke, lieve en grappige' man verdwijnt op een dag, en moeder en zoon
moeten het zonder hem stellen. Ze slaan er zich door, want de zoon is begiftigd
met dezelfde mooie kwaliteiten als de vader. De tekeningen zijn professioneel
maar zeer vormelijk en missen naar mijn gevoel warmte en originaliteit. De
figuren blijven getekend, het verhaal komt niet los van het papier.
Opvallend aan de oogst prentenboeken is dat alles kan: alle
mogelijke thema's worden aangesneden, van klassiek en voorspelbaar tot gedurfd
of wreed. Feit is dat alle thema's, hoe klassiek ook, kunnen werken, mits
er een frisse invalshoek is. Het
thema van dood en geboorte is populair. Een van de boeken met het thema van
een nakende geboorte is Bollebuikbaby, een luchtig, snel vergeten prentenboek
van Marita de Sterck (bekend van romans voor adolescenten als Wild vlees)
en Marjolein Pottie. De ikpersoon, Jef, richt zich meestal tot zijn ongeboren
zusje, en af en toe is het zijn moeder die hem aanspreekt. De vertelstandpunten
veranderen, en dat maakt het geheel nogal complex en remt het verhaal af.
Bovendien is alles erg liefjes, die lezer wordt nergens verrast. Het tegendeel
lees je in De kleine soldaat van Paul Verrept. Een aangrijpend verhaal
over de waanzin van de oorlog, erg sober en bijna afstandelijk verteld. Net
door die koele blik, en door de schaarse woorden in velden van kleur, schokt
het verhaal. Verrepts tekeningen zijn ware schilderijtjes, maar het stoort
me dat de figuurtjes in alle boeken vrijwel identiek zijn. Dat is wel anders
in De dag dat mijn mama even tijd had voor een kopje koffie van dezelfde
auteur. Daar heeft Verrept geëxperimenteerd met computer en met een heel
ander soort verhaal. Een jongen ziet zijn anders zo drukke moeder even afwijken
van de voorspelbare gang van zaken van elke dag en maakt er een eigen, fantastisch
verhaaltje van.
Net als Paul Verrept levert ook cartoonist Karl Meersman
virtuoze teken- en schilderkunst: de illustraties zijn ware kunstwerkjes die
echt vakmanschap verraden. Een melkje wolk begint met een prachtige
prent van enkele gevels, een wapperende waslijn en een blauwe lucht erboven.
Twee mensen liggen op de rug in een stadstuintje en filosoferen over de hoogte
(niet de grootte) van een tuin. We krijgen een dialoog over wat zich aan de
hemel qua wolkenspel afspeelt. We zien daar orka's, inktvissen en andere zeebeesten.
Tot het donker wordt en de maan opkomt, dan sleept de verteller zich met moeite
naar bed.
Lolla, het meisje met de handige voeten van
Katrin Baradoy, Een melkje wolk van Karl Meersman, Een schat
van een man van Annemie Berebrouckx, Schaduwen van Kristina
Wiedemann en Nu ga ik slapen van Geoffry Dussart worden uitgegeven
bij Afijn. |