Bart Moeyaert nam eerder al duidelijke standpunten in over deze
heikele kwestie. Een boek moet goed geschreven zijn, en daarmee uit. Voor
wie het bedoeld is, doet dan niet terzake. Zijn literaire en grensoverschrijdende
boeken vinden een weg naar een lezerspubliek van alle leeftijden en zijn vaak
moeilijk te catagoliseren. En zo wil hij het ook.
De
zweed Per Nilsson richt zich in zijn romans zeer bewust naar jongeren en infiltreert
in hun leef- en gedachtewereld. Hij is goed op de hoogte van hun hypes en
hun gevoeligheden en portretteert jongelui en hun biotoop op een geloofwaardige
manier. In De geur van melisse (inmiddels al in negen talen vertaald),
roept een jongen aan de hand van een reeks voorwerpen herinneringen op aan
zijn verloren vriendin. Die compositorische ingreep levert een boeiend en
erg filmisch geschreven verhaal op, en zorgt meteen voor een afstandelijk
relaas waarin melodramatiek geen kans krijgt. In Jij, jij en jij is
dat niet anders.
Ook
deze roman is vernuftig opgebouwd: door de drie protagonisten afwisselend
op te voeren, raken hun levens haast onmerkbaar met elkaar verstrengeld. Nilsson
schrijft opvallend direct en zuinig. Ook hier geen moeizame en vermoeiende
uitleggerigheid over de kwellingen van het volwassen worden, geen nep-pathetiek.
Nilsson omzeilt saaie en expliciete beschrijvingen en beschouwingen over gebeurtenissen
en personages. Hij laat de dingen zich voordoen, hij laat zijn helden leven
en praten op hun eigen, bijzondere manier. Fictie en realiteit doorkruisen
elkaar voortdurend in Anders dan jij (het nieuwe in het Nederlands
vertaalde boek van Per Nilsson), een bijzondere roman over, alweer, opgroeien
en het moeizame zoeken naar een eigen plek. Hier wordt ingenieus gespeeld
met de wetmatigheden van de vertelkunst. Dat wordt al meteen duidelijk in
de raadselachtige openingszinnen: "Daar komt de een. Daar komt de ander.
Ze komen het beeld inlopen, van opzij. Ze zullen elkaar tegenkomen. Een van
hen zal sterven. Het regent een beetje." De schrijver als voyeuristische
indringer, zo lijkt het, of als almachtige poppenspeler die de touwtjes strak
in handen heeft. En dan komt het verhaal. Hannah vertelt. Ze is zeventien,
schrijft gedichten die ze op de muren van haar kamer vastpint, bekijkt de
wereld en de hele consumptiemaatschappij erg sceptisch, vindt seks niet echt
belangrijk en weigert het oppervlakkige leven van haar leeftijdgenoten mee
te spelen. Tegelijk is ze erg kwetsbaar en , in al haar stoerheid, ook schrijnend
allenig. Weer laat Nilsson drie andere tegenspelers langzaam maar zeker in
haar bestaan binnendringen. Dat ze elkaar hoe dan ook zullen ontmoeten in
onafwendbaar. De roman zit slim in elkaar en de stijl is ook hier sober en
overtuigend. Thema's als racisme, veganisme, mileuverloedering en vrouwenemancipatie
zitten zonder al te veel nadrukkelijkheid in het boek verweven.
De
Oostenrijkse Renate Welsh is hier minder bekend. Van haar ruim zeventig boeken
voor kinderen, tieners en ook volwassenen verschenen er wel een aantal in
het Nederlands, maar de meeste zijn nu nog moeilijk verkrijgbaar. Onterecht
overigens. In Oostenrijk en Duitsland wordt haar werk zeer gewaardeerd. Onlangs
kreeg ze voor haar boek Dieda (Oetinger Verlag, Nederlandse vertaling
in voorbereiding) de Oostenrijkse Kinder- en Jeugdboekenprijs, en voor De
lange weg van Johanna (Westfriesland, Hoorn) werd ze bekroond met de Duitse
Jeugdliteratuurprijs. Welsh richt zich niet specifiek tot jongvolwassenen.
In haar kinderboeken heeft zij uiteraard een jong publiek voor ogen, maar
haar adolescentenromans zijn universeel van toon.
Voor
De lange weg van Johanna liet Renate Welsh zich inspireren door het
levensverhaal van een bejaarde vrouw die ze ontmoette in een dorp in Oostenrijk.
Ze schreef een prachtig boek over een buitenechtelijk kind dat een armoedige
en liefdeloze jeugd moet leiden vol vernedering en uitbuiting. In deze indrukwekkende
bildungsroman beschrijft Welsh haast lijfelijk het harde labeur op het veld
en de boerderij en de ongenadigheid van Johanna's omgeving. Als lezer voel
je de kloven in de handen, de pijnlijke rug en de verstikkende onderdrukking
haast aan den lijve mee. Ook de koppigheid waarmee Johanna langzaam maar zeker
wat aan haar lot probeert te doen, wordt overtuigend weergegeven. Welsh situeert
het verhaal in de jaren 1931-1936, een tijd van economische crisis en van
de opkomst van het nationaal-socialisme. Die hele achtergrond wordt met kennis
van zaken in het boek verweven. Renate Welsh schrijft zuinig en suggestief.
Die stijl valt ook meteen op in Dieda, een prachtig, deels autobiografisch
verhaal over Ursel, een meisje dat na de dood van haar moeder, tijdens de
Tweede Wereldoorlog samen met haar stiefmoeder en diens familie in een Oostenrijks
dorp het einde van de oorlog moet afwachten. Ze mist haar dode moeder en haar
vader die in Wenen bleef. Welsh laat de lezer toe in het hoofd en in de gevoelens
van haar jonge heldin. Ze beschrijft zeer geloofwaardig doe Dieda's haatgevoelens
voor haar nazistische stiefgrootvader, 'der Alte', zich bij elke vernedering
en onrechtvaardige afstraffing opstapelen in haar kleine hoofd. Dat hij haar
met haar naam weigert aan te spreken, maar denigrerend naar haar verwijst
met 'die da' (die daar) zegt genoeg. Dieda gaat stilaan geloven dat ze echt
gevaarlijk en slecht is, een regelrechte kleine heks, een - in alle betekenissen
- vreemd kind. In haar fantasie wordt ze ook echt boosaardig en gaat ze zich
inbeelden dat ze alleen al met haar blik haar vijanden lichamelijk kan kwetsen.
Vol onbegrip observeert ze de wereld van de groten en probeert ze flarden
van gesprekken over de oorlog en de concentratiekampen of over kinderen krijgen
en wat daarvoor nodig is te interpreteren. Dieda is tragisch en geestig tegelijk.
Een indrukwekkend tijdsdocument en een schitterend psychologisch portret.
Een kinderboek? Een jeugdboek? Wat maakt het uit. Een goed gemaakt en intrigerend
boek, in elke geval, dat ook volwassen lezers in de ban kan houden.
|