Norbert Vranckx over het Vlaamse jeugdboek

Trouw kun je moeilijk afdwingen

In september 2002 raakte bekend dat uitgeverij Averbode haar jeugdboekenfonds voor bekeken hield. Van de ene dag op de andere stond uitgever Norbert Vranckx, en met hem een schare trouwe auteurs, op straat. Norbert Vranckx is al jaren een vaste waarde in de wereld van het kinderboek. Een bevlogen en gedreven man met liefde voor het boek en met respect en bekommernis voor zijn auteurs, met een uitgesproken visie op het uitgeversvak, een beetje verwaaide Don Quichote, altijd druk en joviaal doende en overal present.

Norbert VranckxHing die plotselinge koerswijziging van Averbode in de lucht?
"Achteraf beschouwd waren er al een tijd onmiskenbare signalen. Roger Biemans is een manager met weinig feeling voor de boekenbranche. Hij wilde duidelijk een meer educatieve toer op om de oprukkende concurrentie vanuit Nederland het hoofd te bieden. Ook het echte Vlaamse karakter van Averbode was stilaan aan het verdwijnen. Het was een typisch Belgisch bedrijf aan het worden, met voor elk Nederlandstalig tijdschrift een Franstalige pendant. En dat zal in de toekomst zeker niet anders zijn. Biemans is een man van hypes. Hij investeerde liever in cd-roms of in Kid-city op het internet, zonder veel succes, overigens. Toch viel het nieuws voor mij uit de lucht. Op een personeelsvergadering in september, ik was net met vakantie, werd aangekondigd dat het jeugdboekenfonds overbodig werd. Bij mijn thuiskomst werd ik ontboden bij Roger Biemans. Ik kreeg een louter commerciële job aangeboden. Niet aan mij besteed. Tien minuten later wist ik genoeg en pakte ik letterlijk mijn boeltje. Na zevenentwintig jaar Averbode! Een week later was er al een akkoord met Davidsfonds. Ik werk nu aan de zijde van uitgeefster Rebecca van Rechem. Ik zie mezelf als een senior editor, een soort van 'vaderfiguur' die zijn knowhow kan doorgeven. Heel wat van mijn auteurs stapten trouwens samen met mij over."

U bent doctor in de rechten en criminoloog. Hoe komt iemand met zo'n voorgeschiedenis in de schaduw van de abdij terecht om er kinderboeken te gaan uitgeven?
"Ik wilde altijd al een journalistieke carrière. Een opleiding in de rechten leek me een geschikte voorbereiding, erg ruim van opzet, in die tijd althans. Ik volgde ook nog avondcursussen die de Bond voor Journalisten toen organiseerde. Toen wat dan nog De Goede Pers Averbode heette in 1975 een vacature had, ben ik daar op ingegaan. De tijdsgeest was ideaal om een jeugdboekenfonds op te bouwen en de tijd was er ook rijp voor. Het Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur (nu Villa Kakelbont, AL) was net opgericht, Clavis en ook andere uitgeverijen stonden in de startblokken, er was een hele emancipatiebeweging op gang die zich ook inliet met pedagogische aangelegenheden. De alternatieve uitgeverij Infodok - een initiatief van een groep sociaal geëngageerde jongelui die de wereld wilden veranderen en die overigen hun kritiek op het strakke en moraliserende beleid van Nonkel Fons (Pater De Kesel, AL) niet onder stoelen of banken staken - was daar een uitloper van. Ook Eric Hulssens schopte om zich heen met zijn nog steeds beruchte uitspraken over het brave kinderboekenwereldje van toen. In de uitgeverij zelf lagen de kaarten ook goed: pater Secuiano, destijds directeur van de uitgeverijen in Averbode, was een echte boekenliefhebber, een man met gevoel voor kwaliteit en met een langetermijnvisie. Frans Nauwelaerts diende zich aan in Averbode en wilde het jeugdboekenfonds dat toen nauwelijks iets voorstelde nieuw leven inblazen. Als je kansen krijgt, moet je ze grijpen. En dat deed ik."

Vranckx bouwde in enkele jaren een solide fonds uit. "Ik ben eerder een man van evolutie dan van revolutie", zegt hij, "dat werkt op termijn het best!" Hij nam voor een stuk over wat er al was en ging op zoek naar nieuw talent. Eerst waren er Henri van Daele, Gerda van Cleemput en vooral Gregie de Maeyer. "Er diende zich algauw een nieuwe generatie aan. Meestal waren dat leraars of journalisten met jonge lezende kinderen in huis, die op hun veertigste belangstelling kregen voor kinderliteratuur. Het genre was toen echt wel in , moet je weten. Eigenlijk waren het laatbloeiers. Paul Kustermans, Jaak Dreesen, Roger Schoemans, Willy Schuyesmans, Ed Franck en nog anderen, dat was mijn eerste generatie. Dan kwamen Bart Moeyaert, Marita De Sterck en Heide Boonen eraan. Die hebben we goed begeleid. Als je dan zoveel investeert in jong talent is het wel knap lastig om ze te laten gaan (de drie auteurs stapten over naar Querido, AL). Maar trouw kun je moeilijk afdwingen, al gebeurt dat nu meer en meer contractueel. Voor mijn vertrek zater er alweer een aantal veelbelovende nieuwkomers in de kweekvijver. Die krijgen nu kansen bij DF/I."

Met zoveel uitgevers voor een klein taalgebied als het onze, in tijden van recessie én met een erg protectionistische en wat neerbuigende bovenbuur als Nederland moet de concurrentie er wel hard aan toe gaan. Tweederde van wat verschijnt lijkt wel helemaal overbodig. Dat bleek nog maar eens uit het vrij bedroevende Vlaamse aanbod van het voorbije jaar. Bovendien hebben Vlaamse uitgevers het lange tijd niet erg nauw genomen met de eindredactie van wat er moest verschijnen.
Voorlezen"Auteurs voelen zo'n redactionele begeleiding weleens als bedreigend aan, als een schop onder hun kont. En toch rendeert het. Ed Franck nam de coaching van aankomend talent op zich bij Averbode. Hij blijft dat ook bij DF/I doen. Die man heeft daar een neus en het nodige geduld voor.
   "En wat Nederland betreft: dat blijft moeilijk liggen voor Vlaamse uitgevers. Misschien heeft dat ook wel met een verschillende leescultuur te maken. In Nederland heeft het Calvinisme ervoor gezorgd dat er voorgelezen werd uit de bijbel. Daar was dus een traditie. Wij kregen de catechismus niet voorgelezen, we moesten die helemaal uit het hoofd leren. Dat maakt een verscil.
   "Ach, het blijft altijd maar koorddansen tussen commercie en cultuuroverdracht. Uitgevers zijn handelaars in cultuur, zei Elsschot, toch? Het aanwezige talent is natuurlijk beperkt. Maar met de hoge loonkosten moet een uitgever zijn quota zien te halen om overeind te blijven. En dan moeten er wel concessies gedaan worden. Om rendabel te blijven heb je algauw veertig titels per jaar nodig. Een vierde daarvan vertaald werk. Nu Averbode van de markt is verdwenen, is meteen ook de druk een beetje van de ketel! (lacht) Een uitgever moet winst maken. Dat is niet anders. Schaalvergroting is de boodschap in tijden van recessie. Small is beautiful, dat is nu wel voorbij. Daar komt nog bij dat niet elke schrijver een staatsprijs kan winnen! En toch wil je een zeker niveau bewaren. Anders kun je er evengoed mee ophouden. Als uitgever wil je, ik althans, mooie boeken realiseren. Duurzaam uitgeven, noem ik het. Niet snelgemaakte en al even snel vergeten consumptiegoederen, maar boeken die langer in de running blijven. Mooie en duurdere uitgaven, dat is echt wel een nieuwe trend. Kijk maar naar wat er in Duitsland gebeurt. Het is weer bon ton om chique boeken cadeau te doen. Ondanks de slechte economische tijden. Een opvallende evolutie is dat. En daar zie ik wat in, bij mijn nieuwe werkgever. Ook non-fictie voor volwassenen interesseert me. Het is nu aan de dertigers om kinderen te bedienen. Op mijn leeftijd krijg je minder voeling met dat jonge publiek en met de hele kindercultuur."

   Dat Ed Franck op 12 maart de Boekenleeuw kreeg voor het voortreffelijke Abélard en Héloise, een van de laatste boeken uit het Vranckx-tijdperk van Averbode, werd meteen een mooie, zij het onbedoelde, 'gouden handdruk'.

Annemie Leysen



Terug Copyright ©  De  Morgen                     26 maart 2003.