De
titel van de tentoonstellling Als alle rivieren van inkt waren is ontleend
aan een gedicht van Herman de Coninck, verschenen in de bundel Vingerafdrukken.
Daarin citeert hij de joodse Jacob Silberberg, die hij in een documentaire
over Auschwitz zag en hoorde vertellen. En dat maakte indruk. "Als alle
rivieren van inkt waren/ en alle bomen pennen,/ dan nog zou men het leed van
Auschwitz/ niet op kunnen schrijven", zo gaat het verder. De samenstellers
van de tentoonstelling kwamen er bij toeval achter dat de eerste twee versregels
ironisch genoeg in het Engels ooit op Valentijn-wenskaarten dienst deden.
In het gedicht én in de tentoonstelling hebben ze overduidelijk alles
te maken met oorlog en geweld.
De tentoonstelling is opgebouwd rond acht thema's, onder
meer de dodengangen van de Groote Oorlog, de holocaust en het onderduiken
tijdens de Tweede Wereldoorlog, collaboratie en verzet, het gewone kinderleven
in tijden van oorlog enzomeer. Ook meer recente conflicten komen aan bod.
Er werd getracht elk thema visueel voor te stellen of althans te suggereren.
Daarvoor werden dan foto's, objecten, kleine 'installaties' en speelgoed rondom
de verzamelde kinder- en jeugdboeken opgesteld of achter kleine optilbare
luikjes gestopt. Overal is er ook nog historisch of documentair tekstmateriaal
te vinden dat een en ander moet toelichten of zijn citaten uit de geselecteerde
boeken te lezen. In de kelder van het overigens mooie oude pand werd Het
achterhuis van Anne Frank geëvoceerd. In de tentoonstelling vind
je enkel boeken die vandaag nog te vinden zijn in de boekhandel of in de bibliotheek.
Een bewuste keuze die alles met leesbevordering te maken heeft. Bovendien
handelen ze allemaal over de conflicten van de voorbije eeuw. Het geëxposeerde
werk is hoofdzakelijk Nederlandstalig van oorsprong.
Kinderen en oorlog: het lijkt, in dit vrij vreedzame land
althans, een wat onwaarschijnlijke combinatie van begrippen. In een omgeving
waar de meeste kinderen mogen spelen, slim worden, gevoed en opgevoed worden
en klaargestoomd voor een zo voorspoedig mogelijk bestaan, lijkt de oorlog
ver weg. En toch, niet zo ver weg, bij nader toezien, voor mij althans, wanneer
ik terugdenk aan de sterke verhalen van mijn Kempense grootmoeder. Die vertelde
ze breedvoerig en met zin voor plastisch detail. Dat die vertelrituelen een
zekere repetetiviteit in zich hadden - zo gaat dat wel met grootmoeders -
maakt dat ik ze tot vandaag nog ken. Ik had toen wel een vaag vermoeden, maar
pas veel later drong tot me door waar die cryptische verhalen over gingen.
Over het leven, met name. Die Kempense grootmoeder van mij had een interessante,
terugkerende topic: de kerk van Aarschot. Over lang geleden ging het, dat
was duidelijk, en over de oorlog. Over onschuldige mannen ook, die zomaar
werden doodgeschoten door den Duits. En dat dat manifest verkeerd was
en bij ons een gevoel van heilige verontwaardiging opriep, dat herinner ik
me tot vandaag zeer scherp.
Maar nu terug naar de echte literatuur. Vooral de grote
oorlogen van de voorbije eeuw blijven een druk besproken thema in de internationale
en de Nederlandstalige literatuur voor alle leeftijden. Schrijvers, dichters
en essayisten doen in alle mogelijke genres en vertelstijlen hun eigen verhaal.
Het lijkt wel of ze hoogdringend de feiten willen registreren uit wat wel
eens 'the cruelest century' wordt genoemd, nog voor de generaties die het
allemaal zelf beleefden of uit de eerste hand vernamen voor altijd zijn verdwenen.
De voorbije decennia verscheen er een niet-aflatende stroom van publicaties
over de grote conflicten van de twintigste eeuw. Dat die literatuur pas jaren
na de feiten op gang is gekomen, heeft allicht te maken met de voor velen
nog verse herinnering aan of zelfs persoonlijke betrokkenheid bij wat zich
heeft afgespeeld. Afstand in tijd is nodig, zo blijkt, om een en ander goed
in te schatten, maar ook om emotionele processen de nodige ruimte te geven.
"The struggle for historic truth is the struggle of memory against forgetting",
zegt de Britse essayist Geoff Dyer in zijn studie over de slag bij de Somme.
Met diezelfde bekommernis allicht doen ook jeugdauteurs
hun verhalen over oorlog en over wat die aanricht. Die oorlogsliteratuur biedt
vaak een boeiende bron van informatie en meteen ook een waardevol alternatief
voor de verwarrende televisiebeelden, de wansmakelijke en op sensatie gerichte
computergames en de soms wat saaie geschiedenislessen. Bovendien vormt literatuur
een krachtig leer- en ervaringsmiddel. Verhalen bieden jonge lezers de mogelijkheid
dingen mee te beleven die niet meteen tot hun eigen beperkte leefwereld behoren.
Wie
voor een jonge doelgroep over oorlog wil schrijven, staat echter algauw voor
problemen. Hoe kun je een werkelijkheid toegankelijk, verteerbaar en tegelijk
boeiend maken voor kinderen die zelf nooit met oorlogen werden geconfronteerd?
Bij een korte verkenning ven de oorlogsliteratuur voor een jong publiek merk
je al gauw merkwaardige verschillen in vertelstijlen en -standpunten, literaire
benaderingen en onderwerpen. Auteurs zijn, zo blijkt, bijzonder inventief
in het verzinnen van nieuwe vertelvormen waarin ze complexe en vaak beangstigende
verhaalstof uit een voor kinderen vaak ver verleden boeiend weten te verpakken
en weer springlevend te maken. Opvallend ook in de hedendaagse oorlogsliteratuur
is de vrijmoedige en realistische voorstelling van de oorlogsellende, die
dan ook vaak, met een onvervalste kijk op de zaak, vanuit het standpunt van
kinderen en jongelui bekeken of beleefd wordt.
In prentenboeken voor jonge kinderen wordt oorlog vaak allegorisch
opgevoerd en gepersonifieerd. Geografische en historische contexten blijven
er doorgaans achterwege of worden hoogstens gesuggereerd. De in woord en beeld
gebrachte vertelling dient dan ook meestal als hedendaagse parabel die de
lezer waarschuwt voor de gevolgen van extreme, onverzoenbare standpunten.
De beelden spreken voor zich en kunnen op meerdere niveaus begrepen en geïnterpreteerd
worden.
In oorlogsromans wordt meer dan eens vanuit persoonlijke
ervaring (al dan niet autobiografisch) geschreven. "Puinruimen" noemde de
Nederlandse schrijfster Rita Verschuur dat, of het hoofd vrijmaken van een
overvloed aan herinneringen. De historische context wordt een decor voor het
relaas over hoe het is en voelt om als kind in tijden van oorlog te moeten
leven. Heel wat schrijvers beleefden de Tweede Wereldoorlog als kind of hoorden
er uit de eerste hand over vertellen. Door de eigen ervaringen of indrukken
te veralgemenen wordt de link met de actualiteit spontaan gelegd en wordt
impliciet of klaar en duidelijk een boodschap weergegeven. Soms ook is de
oorlog in autobiografische verhalen maar zijdelings en op de achtergrond aanwezig
en heeft de auteur helemaal geen educatieve of waarschuwende bedoelingen.
Met onbegrip en argeloze nieuwsgierigheid bekijk je als lezer samen met de
verteller het leven van toen en de manier waarop volwassenen daarmee omgingen.
De persoonlijke beleving van het hoofdpersonage staat in dit soort romans
op de voorgrond. De helden worden meegesleurd in een maalstroom van gebeurtenissen.
Een dergelijk standpunt, dat van de niet-begrijpende observator en buitenstaander,
verhoogt de betrokkenheid van de jonge lezer én meteen ook de literaire kwaliteit.
In historische jeugdromans willen schrijvers wel een expliciet
informatie meegeven over conflicten en oorlogen. Om oorlogen uit een ver verleden
uit te leggen, stopt men dan een stel gewiekste kindertjes in een of andere
soort teletijdmachine. Vaak wordt een reële oorlogssituatie de achtergrond
voor een romance of voor een heroïsch verhaal over winnaars en verliezers.
Zulke romans worden soms overvolle, didactische en/of moraliserende vehikels,
waarin literaire bekommernissen wel eens secundair blijken te zijn. Ongetwijfeld
vormen die boeken interessant documentair materiaal, maar voor echte beleving
is er weinig ruimte. Boeiender wordt het wanneer met wisselende vertelperspectieven
wordt gespeeld: een interessante literaire ingreep die veel duidelijk maakt
over tegengestelde overtuigingen en over onbegrip tussen betrokken partijen.
Ook de vermenging van heden en verleden in parallelle verhaallijnen is een
veelbeproefde en vaak succesvolle strategie om de betrokkenheid van lezers
te verhogen.
Merkwaardig is ook dat oorlogsverhalen heel wat prijsgeven
over de identiteit van het land of het volk waartoe de schrijver behoort.
Literatuur is dan ook altijd al een boeiend medium geweest om het begrip 'volk'
of 'natie' te definiëren. Zo zijn in Nederlandse oorlogsromans vooral thema's
als onderduiken, verzet en de oorlogswinter aan de orde. Opvallend aanwezig
is ook het collectieve schuldbewustzijn. Dat onze noorderburen daar nog niet
uit zijn geraakt, blijkt ook uit de jaarlijks groots opgezette oorlogsherdenkingen.
In de Engelse jeugdliteratuur zijn Flanders Fields en de Ypres
Salient dan weer vaste waarden. Die zinloze strijd in de modder, tussen de
ratten , werd ook al door de War Poets uitvoerig verdicht. Voor de Engelsen
blijft de Eerste Wereldoorlog een bron van nostalgie en mythevorming. In het
prachtige prentenboek over het ontstaan van John McCrae's eeuwige gedicht
'In Flanders Fields' baden die slachtpartijen in een soort opgepoetste koperglans
op de paginagrote illustraties, die maar weinig laten vermoeden van de harde
werkelijkheid. 'Your King and your country need you' en 'home before
christmas' zijn de leidmotieven. Michael Foreman doorprikte die mythe
in zijn aangrijpende prentenboek War Game. De Tweede Wereldoorlog wordt in
heel wat Engelse kinder- en jeugdboeken dan weer afgeschilderd als 'our
finest hour', zoals Winston Churchill de interventie van het Britse Imperium
en de Commonwealth in zijn beroemde speech noemde. Uit de verhalen spreekt
ontzag voor de militaire inspanningen en ook voor de war efforts op
het thuisfront, waarbij iedereen zich betrokken voelde. Een gevoel van het
grote gelijk en van nationale fierheid is onmiskenbaar. Anders en heel wat
kritischer klinkt het in verhalen over de Falklandoorlog en over de video-oorlog
bij uitstek, het Golfconflict.
In de Vlaamse jeugdliteratuur over oorlog zijn thema's als
verzet en collaboratie min of meer expliciet aan de orde. Het gaat dan ook
vaak over het maken van de juiste keuzes: meeheulen met de bezetter of ondergronds
gaan, en dat telkens met het Vlaamse ideaal hoog in het vaandel. Een benadering
die de jongeren een en ander duidelijk maakt over wat hier aan de hand is.
Ook de gevolgen van foute keuzes tijdens de Tweede Wereldoorlog leveren boeiende
vertelstof. De Groote Oorlog bleef lang vrijwel onbesproken. De laatste jaren
gingen schrijvers, vaak met journalistieke verbetenheid, op zoek naar feiten
en meningen.
Deze boeiende en fraai opgezette tentoonstelling van kinder-
en jeugdboeken over oorlog en geweld geeft niet enkel informatie over feiten,
meningen en gebeurtenissen, maar werpt ook een verrassend licht op de ingenieuze
vertelvormen die auteurs en illustratoren bedenken om hun toch wel ingewikkelde,
complexe en aangrijpende verhaalstof geloofwaardig en overtuigend over te
brengen. Eén ding staat vast: bij wie deze tentoonstelling bezoekt kan de
herinnering aan de herinnering niet meer overgaan. En dat had ook mijn grootmoeder
goed begrepen.
De tentoonstelling 'Als alle rivieren van inkt waren' loopt nog to 27 april
2003 in het
Literair Museum in Hasselt
Bampslaan 35
(vlakbij het station)