Ben jij wie ik zoek?
Het
thema van de lopende Vlaamse Jeugdboekenweek is 'Houden van'. Davidsfonds/Infodok
zorgde vast al voor twee nieuwe 'romantische' publicaties. Ron Langenus
schreef De verliefde prins, aangekondigd als 'een eigenwijs sprookje'
voor kinderen vanaf zeven jaar. Prins Diederik van Lommelije wordt er door
zijn moeder koningin Esmeralda en zijn stiefvader koning Randalf op uitgestuurd
om een vrouw te zoeken. Al zijn speurwerk levert niets op: "Het ene meisje
was hem te dik, het andere te dun, te klein of te groot. Weer een ander
meisje was hem te verstandig en nog vele anderen veel te verstandig...
en er was eentje dat te weinig prins Diederik dit en prins Diederik dat
zei en drieëndertig die te veel prins ach wat zeiden."
Op zijn terugreis verdwaalt de prins in het Boze Bomen
Bos, vol draken, wolven en boksende kangoeroes. Hij belandt ten slotte
bij de lieve heks Anne. Omdat hij zich om duistere redenen nogal knorrig
en aanmatigend gedraagt, tovert Anne Diederik om in een goudvis en kiepert
ze hem in haar Poel van Pandora. Daar ontmoet hij de vis van zijn leven...
Het spelen met binnenstebuiten gekeerde sprookjesmotieven
is een veelbeproefd procédé in kinderboeken. Heksen worden
mooi en lief, koningen zijn onnozele sukkels en koninginnen nemen eigengereid
de macht over. Dat kan wel eens een geestig effect hebben. Soms lijkt het
Ron Langenus ook even te lukken in De verliefde prins. Toch hangt
zijn sprookje wat slordig aan elkaar met wat een reeks abrupte invallen
lijkt die dan de een of andere verhaalwending aannemelijk moeten maken.
Personages krijgen soms volstrekt irrelevante karaktertrekjes, ingezette
verhaallijnen moeten het zonder verdere uitwerking stellen, de humor heeft
soms iets meligs en voorspelbaar.
Gelukkig is De verliefde prins een feest voor het oog: het boek
kreeg een mooie en uiterst verzorgde vormgeving en werd prachtig geïllustreerd
door Gerda Dendooven. De paginagrote, kleurige platen compenseren veel
en vertellen een eigen verhaal waarin de personages en de gebeurtenissen
toch nog echt tot leven komen. Al met al een schrale kat in een feestelijke
zak, zoals dat de voorbije jaren in prentenboeken te vaak het geval was.
Karel Verleyen en Jan H.Verbanck
wedden met hun bewerking van Heer Halewijn op een hele stoeterij.
Het bewerken van oude verhaalmotieven is volop aan de orde, en niet alleen
in de kinderliteratuur. De middeleeuwse ballade met de bekende Blauwbaard-thematiek
was meteen een aardige kluif voor een auteur als Karel Verleyen, die historische
informatie graag koppelt aan 'bloedstollende' jongerenromantiek. Dat de
hele kinderlokkersellende ook nog vers in het collectieve Belgische geheugen
ligt, moet de verleiding tot deze wel erg eigenzinnige interpretatie nog
vergroot hebben.
In zestien hoofdstukken, telkens ingeleid met een paar
regels uit de oorspronkelijke ballade, "peilt deze versie", aldus een nawoord,
"naar dat diepere waarom en legt ze de verborgen kant van de personages
zonder schroom bloot". Het was er de auteurs naar eigen zeggen om te doen
de "complexe psychologie" van Heer Halewijn, zijn moeder, het dappere koningskind
en haar entourage te doorgronden.
In een setting die ongewild veel weg heeft van een Monty-Pythonklucht
(zuipende en schransende edelen die op geregelde tijden dienstmaagden bespringen,
ingetogen en berustende bordurende jonkvrouwen) zit heldin Reinhilde van
Cycou te dromen en te piekeren over het verlangen naar zinnelijk genot
en over de val van het huwelijk dat ook haar lot moet worden. Zus Giselinde,
verdord voor haar dagen, legt zich bij heel de zaak neer, slapjanus broer
Ywein wil zijn vader verkrampt overtuigen van zijn mannelijkheid.
Het getormenteerde gezang van Heer Halewijn lokt Reinhilde
onweerstaanbaar naar de bossen. Na een hartstochtelijke ontmoeting met
de grote verleider komt ze de ware toedracht aan de weet, want ziet: de
arme kerel maakte als jonge schildknaap Jehan van Halewijn tijdens een
gruwelijke oorlog traumatiserende verkrachtingsscènes mee en werd
daarna ook nog ontgoocheld in zijn verhouding met ene Isabeau van Frémir.
Al die ervaringen hebben hem gemaakt tot het monster dat hij is. Alleen
door de ware en zuivere liefde en de echte schoonheid van een vrouw kan
hij van zijn demonen bevrijd worden.
Al met al misschien een plausibele invulling van de Halewijn-mythe, die
evengoed in weekendfilms als in griezelromans bruikbaar is als het erop
aankomt het beest in de man te verklaren: de eeuwige zoektocht naar de
vrouwelijke zuiverheid. Maar de archaïsche verhaalstijl en de breedvoerige
retoriek die Karel Verleyen en Jan H.Verbanck in hun bewerking tentoonspreiden
maken het hele boek oeverloos pathetisch, ouderwets en bijzonder lachwekkend.
De eindeloze gedachtenstroom van de heldin klinkt ongeloofwaardig en ridicuul.
Het oude Davidsfonds-ridderverhaal, waarvan je de katernen nog nieuwsgierig
diende open te snijden, in een jammerlijke combinatie met sappige en soapige
Bouquet-reeks-ingrediënten.
Een citaat: "Ze voelde opnieuw dat jagen in haar onderbuik.
Wat was dat toch, dat verborgen genot dat iedereen leek te zoeken?" of
nog: "Ze had zich eerst tegen de zachte rechte stam geschurkt. De takken
hadden haar stevig omvat. Twijgen hadden zich gestrekt om haar borst aan
te raken... De roes van het groen, de betovering van de omhelzing en de
gloed die langzaam over haar hele lichaam leek te kruimen. Verlangen; De
boom..."
Ook Heer Halewijns liederen klinken bedenkelijk: "Ik herkende
je ogen, zo inktzwart en diep / en je bloedrode mond die me zei: / Ben
jij wie ik zoek, mijn geliefde, mijn droom? / Zie mijn jeugd wacht, verlangend
naar jou. / Waarom staar je met ogen zo hard van de pijn / naar je meisje,
je engel, je vrouw?"
Bewerkingen van oude verhalen kunnen poorten openen voor
jongeren van vandaag. Dat is eerder al bewezen door Wim Hofman, Anne Provoost,
Peter van Gestel, Ed Franck en anderen. In Heer Halewijn wordt in
een vertelstijl die, ook weer volgens het nawoord van de auteurs, volop
"in" zou zijn, verwoed geprobeerd bij de tijd te zijn en een prachtige
middeleeuwse ballade onrecht gedaan. Jonge lezers zijn niet van gisteren.
Ze hebben, denk ik, genoeg fantasie en wereldwijsheid om mogelijke achterliggende
kronkels zelf naar believen in te vullen. Een boeiende, eigentijdse roman
met goede smaak en literair vakmanschap geschreven kan bovendien meer en
beter vertellen over ontluikende seksualiteit dan deze prekerige en lijmende
initiatie in het rijk der lusten.
Gebrek aan, om nog even het verhelderende nawoord te citeren,
"diepe, donkere krochten van de menselijke psychologie" om ongenadig bloot
te leggen is er overigens nog lang niet. Waar blijft eigenlijk de freudiaanse
duiding voor de jeugd van het lied der vier weverkens, die zich ter botermarkt
begaven? Wat moesten zij eigenlijk met dat "pond sa vieren"?
Annemie Leysen
Ron Langenus en Gerda Dendooven, De verliefde prins,
Davidsfonds/Infodok.
Karel Verleyen en Jan H.Verbanck, Heer Halewijn, Davidsfonds/Infodok.
Copyright ©
11 maart 1999.