Zachte knuffels en felle kleuren
Laten
we beginnen met zachte knuffels, ja, wie bezwijkt daar niet voor. Maar
of het boekje Zachte Knuffels je aan het bezwijken brengt, hangt
alleen maar van je leeftijd af en van je vermogen om je jongste kindjesziel
- leeftijd een jaar of vier, vijf, zes - even aan de oppervlakte te brengen.
Mij is het niet gelukt. De tekeningen zijn bovendien nogal vegerig en de
tekst is er een van dertien in een dozijn.
Maar als je dan een ook jong boekje van Eric Carle
in de hand neemt, is er kans op beterschap. Hallo, Rode Vos! zegt
de titel en een knalgroene vos staart je aan.
Zodat
er iets aan de hand moet zijn. Eric Carle legt zelf uit wat er aan de hand
is: hij heeft ooit kennis genomen van Goethes kleurenleer en vertelt dat
Goethe een in een herberg zat te dineren en daar een serveerster zag -
Goethe zag altijd vrouwen, dat was een specialiteit van hem- die een felrode
jurk droeg. Hij zag de serveerster tegen een witte achtergrond. Ja, toen
verdween de serveerster en Goethe bleef staren naar waar ze bezig was geweest
en zag dan plots de omtrekken van haar verschijning op de witte muur, maar
groen in plaats van rood. En dat gold en geldt ook voor andere kleuren:
elke kleur heeft haar complement. En dat zal je in dit boek geweten hebben!
Het mikt op het telkens uitvoeren van het goetheaanse kleurenexperiment
- eindelijk een boek over kleuren, dat de kleuren vertelt en laat ervaren.
Bovendien heeft Carle het voordeel dat zijn tekeningen frappant zijn,
hard en opzichtig, groot en overtuigend, zodat ze het kinderoog niet kunnen
ontgaan. Zo zijn de onderdelen van een kat - haar poten, haar staart, haar
ovale kop en driehoeksoortjes - primitief en volumineus, maar het kattebeest
in zijn geheel ziet er desondanks zeer present en geloofwaardig uit.
En
nog kleuren in De Engel en het Blauwe Paard van Ulf Stark en Anna
Höglund. Het begint met "Op een dag zit de Engel op een steen aan
het strand." En je ziet een grijs en paarsig en roze schilderijtje van
een rondhoofdengel met vleugels van hier tot ginder en met alle ruimte
van de wereld. Zo zet men de toon van een verhaal. En dan duikt de tegenspeler
van de engel op: God. God is een ouwe vergeetachtige speelvogel, hij wil
altijd raadseltjes oplossen en slaagt er niet in. Maar hij is ook een snoever.
Op een keer droomt de engel van een paard en God zal er eentje maken en
het op den duur adem inblazen en als de engel het blauw wil, zal het blauw
zijn en als het een vrouwelijk paard moet zijn, dan zal het een vrouwelijk
paard zijn. Ja, en dan komt de liefde op de proppen, en het paradijs dat
God ooit gedroomd heeft, maar hij weet er geen bal meer van, en de jaloezie
van de Schepper.
Zie, bij dit soort boekjes moet je opletten. Ook niet teveel willen
vertellen. En er is opgelet, maar op het nippertje. Een paar overbodigheden,
langdradigheden, uitweidingen verteer je dan toch nog omdat ze versierd
zijn met vleugjes humor, die overigens het hele boekje licht en fris en
schattig maakt. God als verhaalpersonage. Komt ook nogal eens voor in
grotemensenliteratuur.
Maar de god uit dit boekje is de dichtst bije die ik al heb mogen lezen:
zie Hem bijvoorbeeld zitten nadat hij paard heeft gereden, de beentjes
gespreid en huilebalkend.
"Hier is geen lol aan," mekkert hij. "Ik heb blaren op mijn billen en ik
word helemaal duivelig van het hierboven zitten."
"Duizelig", zegt de Engel, "het is duizelig, niet duivelig".
"Wat kan mij het nou schelen wat het is!" sist God.
U raadt het al: een leeftijdloos boek.
Modder van Linda van Mieghem is dat niet.
Het wordt geafficheerd als een boek voor achtjarigen. En het gaat over
echtscheiding plus terminale ziekte. Dit soort boeken vond ik tot nu toe
bijna altijd akelig, want zwaar, goedbedoeld, saai, langdradig, opvoedend,
vormend, braaf en zo kan ik nog een tijdje doorgaan. Maar Modder
bekeert mij. Want Linda van Mieghem legt het accent op hoe een jongetje
van vlees en bloed en fantasie zijn familietoestand tot leefbaarheid omzet,
een kunsttoer van personage en auteur.
Bert Van Molle
Carl Norac/Claude K.Dubois, Zachte knuffels, Gottmer.
Eric Carle, Hallo, Rode Vos!, Gottmer.
Ulf Stark/Anna Höglund, De Engel en het Blauwe Paard, Querido.
Linda van Mieghem, Modder, Davidsfonds/Infodok.
Copyright © 19
maart 1998
De schoonheid van pasgevallen sneeuw
Met heel veel verbeelding geeft Ted van Lieshout in zijn nieuwste boek
Stil leven. Een tentoonstelling zijn hoogst persoonlijke kijk op
de kunstgeschiedenis voor kleine kinderen. Net als in Van Altamira tot
heden of andere nare herinneringen aan de lessen kunstgeschiedenis
begint hij bij de koeien van Lascaux en eindigt hij bij computerkunst van
de jaren negentig. Maar daar houdt de gelijkenis gelukkig op. Verwacht
geen netjes gerangschikte hoofdstukjes over diverse kunststromingen, Van
Lieshout noemt er geen bij naam. Zelfs niet wanneer hij bij het kubisme
van Picasso aanbelandt. Alleen het verschil tussen abstract en figuratief
probeert hij op een aandoenlijk enthousiaste manier duidelijk te maken.
"Het voordeel van een abstract werk is dat ik erin mag zien wat ik zelf
wil. Desnoods helemaal niks. En dat is nou precies wat kunstenaars zelf
ook zo aantrekkelijk vonden: als de kunstenaar zélf kunst is, kan
hij een eigen wereld scheppen waarin nog nooit iemand rondliep! Als door
pasgevallen sneeuw. Wat een verrukkelijk idee!"
Van Lieshout wordt nu en dan een beetje te kinderlijk naïef in zijn
vergelijkingen en persoonlijke bespiegelingen. Dan meet hij zich een schooljuffentoontje
aan waarmee hij de kracht van andere, summierdere beschouwingen deels tenietdoet.
Hij begint zijn historie netjes chronologisch, zoals het hoort, maar gaandeweg
springt hij af en toe enkele eeuwen voor- of achteruit, als zijn verhaal
dat nodig heeft. Zo zet hij een Griekse amfoor uit de achtste eeuw v.C.
naast Keith Harings Vaas met krokodillen en maakt er nog een krasse
vergelijking bij ook.
Stil Leven is als een tentoonstelling die Van Lieshout zelf
samenstelt. Hij kiest een vijftigtal werken uit de kunstgeschiedenis en
maakt er een verhaal mee dat moet bewijzen dat de kunstenaar vroeger vooral
een ambachtsman was, maar gaandeweg, en vooral sinds de komst van de fotografie,
zichzelf uitriep tot kunstwerk. Daarbinnen weidt hij uit over bloot in
de schilderkust, over sexy en minder sexy mannen en vrouwen, over lelijke
kunstwerken, plagiaat, trucjes en sprookjes. Elke dubbele pagina toont
twee reproducties die Van Lieshout tegen elkaar afweegt. Hij vergelijkt
de perspectief, het lichaam, het onderwerp, de kleuren.
Van Lieshouts inzicht in de technische kant van de schilderkunst is
behoorlijk. Duidelijk en kernachtig toont hij bijvoorbeeld aan dat koude
kleuren zoals blauw wijken wanneer ze licht worden weergegeven. Irritanter
om te lezen zijn de lichtjes moraliserende passages, zoals deze, over Portret
van vrouw en kinderen van Holbein (1528): "Hij schilderde van zijn
lelijke vrouw het allermooiste portret dat ooit van een moeder gemaakt
is. Dat vond hij. Dat vind ik. Het mooiste portret is namelijk nooit van
mooiigheid, maar altijd van lelijkheid. Echt waar."
Ted van Lieshout is zelf ook schilder en zijn eigen aandeel in de kunstgeschiedenis
sluipt stiekem dit eigenzinnige Stil leven binnen. Dat komt zo:
aanbeland bij het werk van Paul Klee bekent hij in 1990 een tekening gemaakt
te hebben die gebaseerd is op Nachtbloem van Klee (1938). Alleen
sluit hij de figuratieve elementen van Klees werk uit, en neemt hij enkel
de verdeling en de kleuren over. Om het goed te maken noemt hij het werk
Gestolen kleuren. Voor Van Lieshout is het een mooie aanleiding
om te vertellen dat elke kunstenaar inspiratie opdoet bij zijn voorgangers.
"En inspiratie betekent: een idee pikken bij een ander, er zelf iets ander
van maken en dan net doen of je het helemaal zelf verzonnen hebt."
Uit uitingen als deze blijkt het: dit boek is de moeite om aan te schaffen
en (al dan niet samen met kinderen) te lezen, maar zal evengoed stof tot
discussie opleveren. Van Lieshout dringt de lezer zijn eigen subjectieve
kijk op, en net iets te vaak op een neerbuigend toontje. Niettemin heb
ik genoten van heel veel passages in dit boek. De kleine anekdotes uit
het leven van diverse artiesten zijn al even knap in de tekst verwerkt
als de grote stromingen.
Wie
Stil leven leest, leert dus heel wat over de kunstgeschiedenis,
maar moet beseffen dat er ook heel wat Van Lieshout in zit. Dat is niet
nieuw. Zijn dichtbundels voor kinderen, collages van gedichten en tekeningen
zijn van dezelfde onnavolgbare stijl en laten een man zien met een enorm
opmerkingsvermogen. Zijn recentste bundel, Een
lichtblauw kleurpotlood en een hollend huis (1997), bevat gedichten
over de uiteenlopendste onderwerpen, doorspekt met intrigerende dialogen
tussen een moeder en haar zoon. Het doet denken aan een verzameling mooie
dingen, met of zonder waarde. Een verzameling waarin evengoed plaats is
voor trieste gedichten als voor ongemeen hilarische rijmpjes. Het bijna
legendarische Mijn botjes zijn bekleed met
deftig vel (1990) was ook al zo'n persoonlijke kijk op het leven. Of
op gedichten: "Wie graaft in de grond kan op botjes stuiten. Zelfs als
er enkele ontbreken, kun je haast altijd zien wat het geweest is: een mammoet
of een vogeltje bijvoorbeeld. Wie graaft in de taal komt gedichten tegen.
Soms lijkt het of er woorden kwijt zijn. Toch kun je herkennen wat er staat.
Hoe dat kan?... Ze leven nog!"
Belle Kuijken
Stil leven. Een tentoonstelling is uitgegeven door
SUN.
Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel en Een lichtblauw kleurpotlood
en een hollend huis zijn verschenen bij Leopold
Copyright © 30
april 1998